vrijdag, maart 29, 2024
HomeColumnGast columnistLeven als een prof

Leven als een prof

-

column167x60Wat ik later, als ik groot ben, worden wil? Profvoetballer natuurlijk! Ook ik was zo’n jochie die overtuigd was van zijn eigen kwaliteiten. Ik was Maradonna, Pelé en Cruyff ineen. Tegenwoordig noem je zo iemand Messi, maar dit fenomeentje was net een paar weken oud toen ik als straatschoffie van zes mijn debuut maakte als speler van de F2 van SVLV, één van de rechtsvoorgangers van fusieclub Voorschoten ‘97. Ik weet het nog als de dag van gister.

 

Het was thuis tegen VVSB, ik was een kwartier lang van slag door hun gewaagde kleurencombinatie (paars-geel) en na afloop mochten we pingels nemen. Ik was tweede ‘pie’ achter Remco du Pré, een sneeuwwit albinootje met een matje in zijn nek en bovendien het zoontje van trainer Arie. Mijn moeder stond gewapend met haar fototoestel, geladen met een rolletje van 36, in de aanslag. Ik nam een meterslange aanloop, gleed op onorthodoxe wijze richting bal en zag tot mijn grote vreugde, verbazing en opluchting hoe die tergend langzaam – volgens mij dook de keeper er zelfs nog overheen – via de binnenkant van de paal over de doellijn rolde. Goal!

 

Een ster was geboren. Het was het begin van een indrukwekkende carrière, die mij langs alle grote stadions ter wereld zou leiden. Ik werd wereldkampioen, mocht als captain van een sterrenensemble de Cup met de Grote Oren de lucht in hijsen, won de Gouden Bal een keer of vijf en op straat liepen de kinderen in shirtjes met mijn naam erop. Sterker, tijdens een potje ‘afvallertje’ of ‘wie scoort keept’ maakten ze ruzie over wie Robert Toret mocht zijn! Het liep even anders. Leek het na die veelbelovende start slechts een kwestie van tijd eer de scouts en masse naar de Julia van Stolberglaan in Voorschoten zouden afreizen, toen ze maar niet kwamen, begon ik me toch lichtelijk zorgen te maken. Het zal toch niet dat…? Misschien moest ik zelf maar even bellen met Ajax. Puur voor de zekerheid. Om ze te laten weten dat ik nog beschikbaar was.

 

We zijn inmiddels een kwart eeuw verder, de nodige ervaring rijker en één illusie armer. Ik denk dat ik een jaar of twaalf, dertien was, toen ik mijn beperkingen onder ogen ging zien en die mooie droom als een zeepbel uiteen spatte. Het deed pijn, maar mijn liefde voor voetbal hield me overeind. Ik stelde mijn doelen bij. Als ik dan niet van mijn grote passie mijn brood kon maken, dan toch zeker deel uitmaken van de Voorschotense voetbalgeschiedenis. Daarin slaagde ik op 15 april van dit jaar. Met de zondag 1 pakten we overtuigend de titel in 3A door in de kampioenswedstrijd grote rivaal SJZ met 5-0 van het veld te blazen. Met als gevolg een historische promotie naar de tweede klasse.

 

Bepaald geen topniveau, maar als typische rechtsback (daar staan doorgaans niet de meest gepolijste voetballers) met gebreken loop ik daar op mijn tandvlees. Het is niet de eredivisie, laat staan de Premier League of de Primera Division. Maar ik zou hier bijna willen beweren dat de beleving eender is. Als er op zondagmiddag, klokslag twee uur wordt afgetrapt, staat de wereld even stil. Dan draait het om ons en is er niets belangrijker in het leven dan die drie punten. We slaan door, zowel naar links als naar rechts. Staan we op winst? Stop de persen! Hallo opening van het Achtuurjournaal? Dreigen we te verliezen, dan slaat de paniek toe. We zeiken op elkaar, op de tegenstander en natuurlijk op de scheids. Die heeft het meestal gedaan.

 

Verzamelen doen we stipt op tijd. Onze spits durfde het afgelopen keer aan om welgeteld anderhalve minuut te laat op de club te verschijnen. Die onbezonnen actie moest hij bekopen met een wisselbeurt. Daarmee kwam hij er nog genadig van af. Een plek op de tribune, wat zeg ik, nog een geldboete daar bovenop had hij verdiend. Dan de wedstrijdbespreking, een boeiend verschijnsel. Met behulp van een magneetbord in voetbalveldvorm steekt de trainer een ellenlang betoog af waarin werkelijk alle facetten van het spel, ja zelfs de ins & outs van de tegenstander (daar is dan met een collega over gebeld), aan bod komen. Het is week in, week uit hetzelfde riedeltje. Termen als restverdediging, onder de bal blijven en scherpte van de dag vliegen je om de oren. Eenmaal in de kleedkamer laten we ons intapen en masseren alsof het om de peperdure enkels van Ronaldo of de overgevoelige hamstring van Robben zelf gaat. Allemaal omgekleed? Hup, de wei in voor een uitgebreide warming-up. Passen en trappen met je eigen linie (schijnt beter te zijn!), een positiespelletje met twee neutrale kaatsers en afsluiten met wat korte sprints om die échte scherpte erin te krijgen. Terug in de kleedkamer heerst doodse stilte. Opperste concentratie. Wachten tot de scheidsrechter aanklopt en dan de handen ineen voor de traditionele ‘groepsyell’, eigenlijk niet veel dan een veredelde oerkreet. Sluit mooi aan bij wat gaat volgen.

 

We gedragen ons twee keer drie kwartier als holbewoners. En het ergste is dat we er ons niet eens voor schamen. En ga mij nou niet vertellen dat dit soort misstanden alleen voorkomt binnen het selectievoetbal – prestatievoetbal vind ik zo’n misplaatste term, die suggereert dat voetbal in de basis om recreëren gaat. Ik zie vriendenteams waar wiskundeleraren veranderen in Neanderthalers, agenten halve criminelen worden en artsen wekelijks bewijzen over genoeg ‘kennis van zaken’ – waarbij ik gebruik van het K-woord stellig afkeur – te beschikken. Buitenstaanders (lees: mijn vriendin, die NIETS met voetbal heeft) begrijpen hier niets van. Maar iedereen die voetbalt, gevoetbald heeft om nauw bij een club of team betrokken is, weet van de hoed en de rand.

 

Nee wacht, er is een uitzondering die de regel bevestigd. Bij LSVV ’70 verheerlijken ze zich in toenemende mate als de (zelfbenoemde) ‘cultclub’ waar het er anders aan toe gaat. Waar het draait om zelfspot. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. ,,We maken het bij LSVV allemaal niet groter dan het is’’, verkondigde Neal Petersen laatst op deze site. De van ARC overgekomen nieuwkomer vindt het een genot om voor de Leidse ‘studenten’ te spelen. ,,Een uniek gezelschap al met al, waarbij iedereen begrijpt waar het omgaat. Bij veel clubs is het allemaal veel te serieus.”

 

Middenvelder en VI-verslaggever Freek Jansen deed er in zijn column over ‘de losgeslagen voetbaltrainer’ nog een schepje bovenop. Freek en kornuiten rollen in de kroeg onder de barkrukken van het lachen om trainers van nietszeggende clubjes die denken op dat niveau het verschil te kunnen maken. ,,Trainers die tijdens een warming-up zoveel pionnen uitzetten dat er een complete landingsbaan van Schiphol verschijnt, anderhalf uur voor de aftrap verplicht aanwezig zijn om vervolgens elkaar eindeloos te moeten aanstaren, het analyseren van tegenstanders die bij hoge uitzondering de bal van a naar b kunnen verplaatsen en uniformiteit in trainingskleding, terwijl de Ajax-fan en de Feyenoord-supporter het liefst in zijn favoriete kloffie rondloopt. Het zal er wel bij horen, wellicht ben ik teveel een romanticus, maar opgeven doe ik niet.’’

 

Aan Freek zou ik willen vragen wat hij met die laatste zin bedoelt. Volgens mij heb je het juist al opgegeven. Jezelf erbij neergelegd dat het nooit écht iets met je zal worden. Ik niet. Misschien tegen beter weten in, maar voor mij is dat de essentie, de charme van het amateurvoetbal. Wij speelden laatst uit bij Nieuwkoop en je zult het geloven of niet, maar ze hebben daar zelfs Nieuwkoop TV. Een kanaal op de website met samenvattingen van de wedstrijden en nabeschouwingen met spelers en trainers van het vlaggenschip. Zie je eerst jezelf aanrommelen, kijk je later die avond naar Barca-Real.  Ik kan je vertellen Freek, dat is vrij confronterend. Ik kijk liever niet in die spiegel. Laat mij maar aanklooien en pretenderen dat dat heel wat voorstelt. Juist daarom slik ik al die hierboven opgesomde onzin graag voor zoete koek. Ook al ben ik inmiddels 31, nog steeds heb ik de ijdele hoop dat ik morgen beter blijk te zijn dan ik vandaag ben. De illusie dat ik iets voorstel in de voetbalwereld. Of eigenlijk: mijn voetbalwereldje. Want hoe regionaal, marginaal en banaal die ook mag zijn, ik ben er apetrots op. Maar ja, ik speel dan ook in de tweede klasse en jij slechts in de vierde. In dat kader zou ik je willen voorstellen om van baan te ruilen. Kun jij lekker op zondagmiddag rommelen in de marge – ik heb zelfs jou (!) ooit eens na een enerverende Kikkerpolderderby tegen Lugdunum om commentaar gevraagd – en ga ik op zaterdagavond naar pak ‘m beet de Kuip, de ArenA of het Gelredome om serieuze voetbaljournalistiek te bedrijven. Ben ik eindelijk op het podium waar ik thuishoor.

 

Misschien wat scherp geschreven, maar bovenal met een knipoog. Wellicht kun je er in je eerstvolgende column op terugkomen!

 

Robert Toret, (sport)verslaggever van het Leidsch Dagblad en (nietige) rechtsback van Voorschoten ’97 zondag 1.

Redactie
Redactie
De voetbalsite van Leiden en omgeving. Actueel en betrouwbaar.

Must Read