donderdag, april 18, 2024
HomeRedactioneelInterviews algemeenHenk Maaskant (78): ,,Bij RCL kwam ik van de hel in de...

Henk Maaskant (78): ,,Bij RCL kwam ik van de hel in de hemel”

-

Op een zondagmiddag komt Henk Maaskant thuis. Vader zit in zijn rookstoel, een knappe fauteuil in de voorkamer. “Pa, wat heeft UVS gedaan vandaag ?” vraagt Henk. Geen antwoord. Zoon Henk herhaalt zijn vraag, pa Maaskant antwoordt met enige tegenzin en irritatie: “Zeg ik niet. Had jezelf maar naar de wedstrijd moeten gaan kijken of lid van de club moeten blijven.”

Typerend voor vader Maaskant en in feite ook voor zijn vier zonen, die vanaf hun twaalfde jaar de blauw/witte kleuren met verve droegen. Eens UVS, altijd UVS, is het adagium van senior. Echter niet voor Henk, die in januari 2015 de acht kruisjes heel dicht nadert. Zijn liefde voor de Kikkerkpolderclub is nog net niet omgeslagen in haat. De liefde is echter wel voorbij. Voorgoed? “Dat hangt van het bestuur af,” klinkt het enigszins cryptisch.

Dit wordt een verhaal van een man, die de kleuren van UVS, RCL én Rijnsburgse Boys heeft verdedigd. Eerst als midvoor bij UVS, later als betrouwbare doelman bij de twee zaterdagmiddagclubs. Henk heeft zich geprepareerd op het interview. “Vraag maar raak,” klinkt het uitdagend. Hij is er duidelijk klaar voor.

Henk Maaskant, nog altijd in de ban van het spelletje: “Wij waren dag en nacht bij UVS te vinden.”
Henk Maaskant, nog altijd in de ban van het spelletje: “Wij waren dag en nacht bij UVS te vinden.”

Gelukkig getrouwd

De wind geselt de dubbele beglazing, de regen klettert van jewelste. Binnen is alles pais en vree, lijkt het. Henk Maaskant is in vorm. Verbaal sterk, elk detail van zijn roemruchte voetbalcarrière nog fris en fruitig voor de geest.

Eerst iets over zijn privé. Henk is getrouwd met Elly. Hoeveel jaar? Bijna niet meer te tellen. Andere stellen hebben daar minimaal vier huwelijken voor nodig. Ze zijn nog steeds aan elkaar gewaagd. Dat heet liefde. Ze woonden aan de Maresingel in Leiden, door bemiddeling van RCL-voorzitter en dominee Honnef kwamen zij eerst te wonen aan de Leiderdorpse Pinksterbloem en vervolgens aan de Bosdreef en – nu – aan de Dom Helder Camaraplaats, in wat weleens schamper ‘het slaapdorp aan de Rijn’ wordt genoemd.

Vanzelfsprekend UVS

Henk steekt van wal, hij is nauwelijks te remmen, een makkie voor de interviewer. “Wij woonden aan de Korte Hansenstraat, een zijstraat van de Pasteurstraat. Op een bovenwoning. Ik had een broer en een zus boven mij, en twee broers onder mee. Met zijn zevenen in een krappe behuizing. Mijn vader werkte als staaldraaier bij de Touwfabrieken. Thuis was armoe troef. De jaren dertig en veertig, weet je wel. Mijn pa leverde zijn loonzakje elke week keurig in bij moeder.”

De zoons gingen als vanzelfsprekend voetballen bij UVS. Dat was toch een soort van chique club? “Kan wel zijn, maar mijn vader wilde per se dat wij bij UVS gingen voetballen. Dus deden wij dat, mijn broers Ton, Piet, Koos en ik. Pa speelde al bij UVS en werd zelfs met het vijfde elftal kampioen. Foto’s van dat team staan in de boeken van UVS. Mijn vader heeft de tijd nog meegemaakt dat UVS om onduidelijke redenen Achilles heette.”

Henks vader koos voor UVS omdat – zo zei hij – ‘daar de beste opleiding werd gegeven’. Dat klopt ook volgens Henk. De tijden zijn echter veranderd, de opleiding was in de tijd van Henk ‘gunstig’ en nu vindt hij die ‘rijp voor evaluatie’. Dat is vriendelijk geformuleerd. In feite vindt Henk de opleiding ‘lang niet goed genoeg meer’.

Door en door UVS

Over opleiding heeft Henk een duidelijke mening: “Tegenwoordig kunnen ukkies van vier al tegen een bal trappen. Dat is volslagen zinloos. Dat geldt ook voor al die rakkertjes die in de F hun kunstjes vertonen. Ze zijn interessant voor de club vanwege de contributie.”

Voor Henk was het vroeger lang niet zo gek geregeld. Toen kon je pas op je twaalfde gaan voetballen. “Een goede leeftijd. Je bent gegroeid en je begrijpt meer van wat er wordt geleerd.”

Broer Ton, de oudste van het stel, is 25 jaar bestuurslid van UVS geweest en een kwarteeuw jeugdvoorzitter. Broer Piet trainde na zijn voetballoopbaan af bij ‘de beruchte veteranen’, met mannen als Koos van Putten, Jan Leget en Fred Beerenfenger. Henk en broer Koos zijn samen 94 jaar lid van UVS geweest. “Geweest’, een vervelend woord, dat om nadere invulling vraagt.

Einde UVS-verhaal

Het hoge woord komt er uit: “Ik volg het voetbal op de voet, ook dat van mijn kleinzoon Niels. Niels heeft er veel voor over: tweemaal trainen per week en gemotiveerd naar zijn wedstrijd op zaterdag leven. Dat kan niet van alle jongens worden gezegd. Hoeft niet, geeft niet. Op een zaterdag bij GHC komt Niels uit de kleedkamer. Hij heeft zijn jack nog aan. ‘Ik begin op de bank, opa’, zegt hij.” Opa Henk vindt dat raar en gaat verhaal halen. Wat blijkt? Drie jongens die al een wedstrijd hebben gespeeld worden ingezet en Niels begint op de bank. Henk vindt dat vreemd en zegt dat tegen de leider. Wat er toen gebeurde kan nauwelijks meer goed gemaakt worden. De leider geeft Henk een hengst voor zijn kop van jewelste. Henk valt, staat met pijn en moeite op, de leider is verdwenen. Henk verdwijnt ook, om nooit meer terug te keren bij UVS. Dat is het verhaal. Henk Maaskant had dood kunnen zijn. Een aangifte wegens mishandeling had voor de hand gelegen.

Niemand, maar dan ook niemand van UVS heeft zich nadien bekommerd om Henk. Kleinzoon Niels stopte bij UVS en speelt nu zijn partijtje bij RCL. Henk en broer Koos zegden hun lidmaatschap op. Beide broers zien elkaar elke week, kijken samen naar de wedstrijden op de televisie en leveren commentaar die vaak niet mals is. De echtgenotes vragen dan of ‘het niet iets rustiger’ kan.

Hoge zeeën

De verhalen en anekdotes vliegen als pingpongballen over de tafel. Ja, Henk heeft met Gé Noordlander – dé Gé Noorlander, de bouwer – in A1 gespeeld bij UVS. Ja, er loopt iemand in de Kikkerpolder rond, die levenslang is geschorst. Nee, Henk noemt geen namen.

Henk neemt normaliter nooit een blad voor de mond. Binnen de familie niet en buiten de familie ook niet. Wanneer tijdens een verjaardag de zeeën hoog gaan, discussies escaleren en het ‘ja maar’ als pepernoten door de lucht gaan, wil het weleens gebeuren dat de ‘heethoofden’ abrupt het feest verlaten. “Nooit voor lang, hoor,” verklaart Henk, “de andere dag praten we weer met elkaar. Dat hebben we geleerd van onze ouders, die zeiden: ‘Geen gelul, geen telefoon, alles persoonlijk uitpraten’. Een wijze raad, die wij nooit in de wind hebben geslagen.”

Dat uitpraten wordt niet door iedereen op prijs gesteld, denk aan de jeugdleider van UVS, die een gesprek uit de weg ging en erop los sloeg.

Hete hangijzers

Okay, pa Maaskant. Na zijn actieve voetballoopbaan, ging hij scheidsrechteren. Henk vond het prachtig wanneer hij zijn kleine knuistje in de ‘kolenschop’ van zijn vader mocht leggen en ze samen naar een wedstrijd gingen. Niet elke week, helaas. Wanneer hij buiten de stad moest fluiten, werd senior opgehaald en kon niemand hem vergezellen. En thuis… ja, thuis, mochten de kinderen bij toerbeurt mee. “Pa was een goede scheidsrechter,” klinkt het niet geheel objectief. “Tot aan de eerste klasse heeft hij wedstrijden geleid.”

Foeke Booy

Er is meer, veel meer waarover Henk zich serieus druk kan maken. De jeugdopleiding is al besproken. Het gedrag van de jochies nog niet. De man die zijn levenlang succesvol in de bouw werkzaam is geweest, kan zich zichtbaar opwinden over knapen die ‘een grote bek’ hebben, ‘ageren tegen de scheidsrechter’ of de leider met ‘de middelvinger’ beledigen. Hij signaleert een neerwaartse spiraal.

“Clubs hebben een belangrijke taak bij de opvoeding van kinderen,” vindt hij. “De jeugd wordt thuis gevormd, op school en bij de club waar ze voetballen. Wanneer ventjes van tien, elf of twaalf jaar zich misdragen, wordt daar niet tegen opgetreden. Dat is verkeerd.”

Hij komt met een voorbeeld ‘ter leering ende vermaeck’: “Toen ik bij UVS in de jeugd voetbalde was er een jongen die tegen de voorzitter ‘hé juh’ riep. Die knul moest op dinsdagavond bij het bestuur komen, kreeg een uitbrander en werd een wedstrijd geschorst. Daar leren ze van.” Henk haat het ‘ge-jij’ en ge-jou tegen de leiding. Hij verwacht, nee: eist, dat leiders corrigerend optreden.

Een ander voorbeeld van hoe het niet moet: “Ik heb op een zaterdag gezien dat een jongen door zijn moeder bij de club werd afgezet. De wedstrijd was al aan de gang. De leider ziet hem, haalt een speler uit het veld en zet de laatkomer in. Fout, helemaal fout.”

Henk Maaskant komt verder op stoom. “Het gebeurt nog veel te vaak, dat jongens al in voetbaltenue op de club komen, klaar om meteen het veld in te gaan. Na afloop gaan ze in dezelfde kleren, maar nu vies en vuil, weer naar huis. Er wordt niet gedoucht.” Henk wil dat de club er op toeziet dat regels worden nageleefd. Dat betekent: omkleden voor de wedstrijd, douchen na de wedstrijd en dan naar huis.

Het interview met Henk vindt plaats op maandag na de wedstrijd Go Ahead Eagles tegen Heracles. Een speler van Go Ahead Eagles schopt een tegenstander bijna het ziekenhuis in en wordt het veld uitgestuurd.   De man maakt een stampei van jewelste. Trainer Foeke Booy is des duivels en zegt voor de camera’s: “Die jongen is met mij nog niet klaar. Wanneer hij vijf wedstrijden van de KNVB krijgt, geef ik hem er nog een paar bij, als bonus. “Dat is de enig juiste aanpak,” complimenteert Henk de coach uit Deventer.

Plakboeken vol, knipsels vertellen over een roemrijke voetballoopbaan bij UVS, RCL en Rijnsburgse Boys.
Plakboeken vol, knipsels vertellen over een roemrijke voetballoopbaan bij UVS,
RCL en Rijnsburgse Boys.

Trammelant

Bij UVS heeft Henk het meest geleerd van jeugdtrainer Eef Binsbergen en Piet Kantebeen, verantwoordelijk voor de selectie. “Er was duidelijkheid én ze maakten ons betere voetballers.”

Hij en zijn broers waren ‘dag en nacht’ bij UVS te vinden. Op vrijdag om te trainen, op zaterdag om zelf te voetballen en naar andere wedstrijden te kijken en op zondag om de verrichtingen van het eerste, tweede én derde elftal te volgen.

Onlangs, zondag 2 november stond Henk langs de lijn bij het team van kleinzoon Niels tegen ‘Verweggistan’. De naam van de tegenstander is even niet belangrijk. Het gaat nu om de scheids- en grensrechter, heren van de ontvangende club, die er geen hout van konden. Ballen buiten de lijnen, zagen ze niet, jongens die onder het gras werden geschoffeld stelden zich aan, zuivere doelpunten werden afgekeurd. Henk: “Weet je, waar alle trammelant op en buiten het veld vandaan komt? Van de arbitrage, wanneer die niet deugt. Jongens van zestien, zeventien, achttien jaar die zich benadeeld voelen, komen in opstand, gaan meppen of schoppen. En niet altijd ten onrechte, helaas.”

Dus? “Scheidsrechters, grensrechters en jeugdleiders moeten beter opgeleid worden. Hun verantwoordelijk is groot.”

Zwarte voetbalschoenen

Elly en Henk Maaskant zijn de gelukkige ouders van zoon Stephan en dochter Debby. Het tweetal is getrouwd en heeft kinderen, vijf stuks in totaal. Niels (van Debby) speelt dus bij RCL, Jens bij UVS en Kars ziet niks in het spelletje. Stephan woont ergens onder Rotterdam, hij heeft twee jongens, van wie één in NSVV voetbalt. Henk bezoekt alleen de uitwedstrijden van Jens.

Leuke anekdote: “Stephan moest toen hij een jaar of veertien was nieuwe voetbalschoenen hebben. We gaan naar Wout Bergers en ik zie een paar goede kicksen van 85 gulden. Nee, die wilde Stephan niet hebben, hij ging voor schoenen van 160 gulden. Niks daarvan. Het werden de schoenen van 85 gulden. Toen Stephan van zijn eigen geld voetbalschoenen kocht, koos hij voor een paar van 85 euro en niet van 160 euro. Dat heb ik hem wel onder de neus gewreven. Dat begrijp je.”

Toen de vier boys van Maaskant gingen voetballen, moesten ze wel een UVS-tenue hebben. Henk herinnert zich de aanschaf daarvan als ‘een rampenplan’. Het gezin had geen geld, dus werd er in ‘krijgertjes’ gevoetbald. Later was er voldoende geld om zelf kleding aan te schaffen en te betalen.

De eerste voetbalschoenen van Henk waren van het merk Quick. “Zwarte pantoffels,” lacht hij. “Wanneer ik tegenwoordig al die kwezels ziet op die gekleurde schoenen, denk ik weleens ‘wat een mietjes’. Erger: ik vind ze net clowntjes. Voetbalschoenen moeten zwart zijn.”

Betaald voetbal

Toen Henk nog niet onder de lat stond, stond hij midvoor en scoorde met de regelmaat van de klok. Qua aantal doelpunten kan hij niet in de schaduw van zijn broer Piet staan. “Piet schoot er in een seizoen honderd in, bij de veteranen.”

Tot het vlaggenschip hebben de broers Maaskant het nooit gebracht. Ze bleven steken in het tweede of derde elftal. “Ik had wel ambities om hogerop te gaan, maar miste toch iets. Althans volgens de Elftalcommissie. Mijn broers vonden het goed zo.”

In 1961 toen UVS betaald voetbal ging spelen, kreeg Henk een contract aangeboden. Hij werd derde keeper, achter Koos van Putten en Frits van Duyl. In zijn contract stond een garantiesalaris van 600 gulden per jaar. Winst werd beloond met 25 gulden, gelijkspel met 15 gulden en verlies leverde altijd nog 7 gulden 50 op.

Henk: “Moet je nagaan en reken even mee. Op een zondag moesten wij uitspelen tegen Zwartemeer. Wij gingen met de trein naar Zwolle en daarna drie kwartier met de bus naar Zwartemeer. Wij verloren. Weer drie kwartier in de bus en via Zwolle naar Leiden. Kwamen we ’s avonds laat op het station aan. Verdienste: 7 gulden 50. Kassa! Hahaha.”

Dat contract werd voor een jaar aangegaan. Precies genoeg. UVS degradeerde en keerde terug naar het amateurvoetbal.

Naar RCL

Het afscheid van UVS kwam toen er oefenwedstrijden werden gespeeld. Henk was inmiddels keeper geworden, daar had hij aanleg voor. Hij zou de concurrentie aangaan met Herman Vermeer. Maar wat bleek? Hij werd maar niet opgesteld. Henk stapte naar de Elftalcommissie en vroeg waarom hij op de bank moest blijven. Toen bleek dat de club voor Vermeer koos.

Wat wil het toeval? Henk is aan het werk in de Rivierenbuurt, in de Maasstraat. Komt Joop Oudshoorn van RCL voorbij. “Henk heb je zin om bij ons te komen.” Er wordt een afspraak bij secretaris Van der Linden gemaakt. Ja, Henk wil wel, tenminste wanneer hij een huis van de club krijgt. Geen probleem, daar zorgt dominee Honnef, de voorzitter wel voor.

“Maar om een huis te krijgen, moest je economisch gebonden zijn aan Leiderdorp. Ook geen probleem, afspraak bij Gé Noorlander, met wie ik in A1 had gespeeld. Gé wil mij wel in dienst nemen, maar het salaris lag twintig gulden per week lager dan ik toen verdiende. Dat ging dus niet door. Toen kwam RCL met een voorstel: een boerderij aan de Achthovenerweg kon gesplitst worden. Elly en ik in één deel. Komt mijn vriend Bert Luyk voorbij. Bert was politieagent en kende iedere vierkante meter van Leiderdorp. Ik vertel hem van die boerderij. Zegt hij ‘nooit doen, Henk, dat is een ramp, een bouwval’. Toen heeft de dominee iets geritseld – daar was hij goed in – aan de Pinksterbloem.”

De overgang naar RCL lag niet voor de hand. Henk: “Er was een feestavond van LFC in de Stadsgehoorzaal. Een geweldige avond. Ik kreeg stapels consumptiebonnen. Op een gegeven moment werd mij een overschrijvingsformulier voorgelegd, dat ik tekende. Ik had een bakkie op, ik dus naar LFC. Niks daarvan. De andere dag toen ik wakker werd met een spijker in mijn kop, realiseerde ik mij wat ik had gedaan. De overschrijving is toen alsnog ongedaan gemaakt.”

Pa praatte niet

“Mijn mooiste voetbaljaren heb ik bij RCL gehad,” vertelt Henk. Waarom? “De waardering die ik bij RCL kreeg, heb ik al die jaren bij UVS gemist. Ik kwam van de hel in de hemel. Ook prestatief.” Dan verhaalt Henk van de competitie om de Nederlandse Tolweg Beker. RCL bereikte de finale na een serie energieslopende wedstrijden. Een finale tegen Heerjansdam op neutraal terrein. RCL verloor met 3-0. “De jongens waren op, totaal uitgewoond,” zegt Elly, die even opkijkt van haar puzzel. Henk knikt. Dat klopt.

Bij RCL speelde Henk met mannen als Koos Teske, Teun Rietveld, Gerrit en Gijs Maas, Bassie Ederveen en Thijs de Wit. “En Bert Luyk, vergeet dat niet,” benadrukt de voormalige Panagro-topman. “Bert Luyk was een goalgetter, hij scoorde bij het leven.” De mannen spreken elkaar nog regelmatig en halen dan al die hoogtepunten op, onder een glaasje en vooral schaterend.

De overgang naar RCL werd niet gewaardeerd door pa Maaskant. Henk: “Ik vertelde pa dat ik naar RCL ging. Hij zei niets. Dat heeft weken volgehouden. Pas na een maand of zes is hij naar mij komen kijken.”

Naar Rijnsburgse Boys

Na negen seizoenen kwam er een eind aan de verbintenis met RCL. Henk Maaskant vertrok naar Rijnsburgse Boys. Dat ging als volgt, Elly vertelt: “Henk kwam van zijn werk thuis en ik zei hem dat enkele heren van Rijnsburgse Boys aan de deur waren geweest. De volgende dag zouden ze terugkomen. En ja hoor, daar stonden bestuurslid Van Egmond en trainer Poots.” Henk neemt het over: “Ja, zei ik, ik voel er wel voor, maar wat staat er tegenover? Honderd gulden per wedstrijd. Een kolossaal bedrag. Bij UVS en RCL had ik gevoetbald voor een consumptiebon en een etentje bij de Chinees.” Er waren wedstrijden met zesduizend toeschouwers. Henk stond te keepen als een leeuw. Er waren krantenkoppen als ‘Keeper Maaskant dirigeert Rijnsburgse Boys’. Het verblijf in het zaterdagse Walhalla zou een seizoen duren. Tegen Kozakken Boys werd Henk zo ongenadig tegen zijn enkel getrapt dat hij per brancard het veld moest verlaten, om er nooit meer terugkeren.

In het begin miste hij mannen als Jack den Heijer (‘die kon allejezushard schieten’), André van Duivenbode en ‘ene’ De Slinger. Wat Henk nog altijd spijt is dat hij – evenals zijn broers – nooit kampioen is geworden. Hij is wel gedegradeerd, maar dat telt niet, natuurlijk.

Omdat oude liefde nooit roest, keerde Henk terug naar UVS, niet als actief lid, maar om zitting te nemen in de Elftalcommissie, in de Barcommissie en om af en toe een wedstrijd te fluiten. Tot het onvoorstelbare incident van enkele jaren geleden waarbij Henk een bijna doodklap kreeg. Het doet hem nog altijd pijn, mentaal. Natuurlijk kan het nog goed komen, maar dan moet UVS de gang naar Canossa maken, naar Leiderdorp, en de zaak definitief de wereld uithelpen. Pratend dus, zoals Henks ouders hun kinderen ooit hebben geleerd.

Henk Maaskant ziet er verrassend goed uit. Hij repliceert: “Ja, aan de buitenkant gaat het nog wel. Maar van binnen is er een hoop mis.” Maar dat is een ander, lang verhaal.

Must Read