donderdag, maart 28, 2024
HomeUit de oude doosOude clubheldenCock Geel (1931): ‘Er waren wedstrijden bij dat ik er wel vijf...

Cock Geel (1931): ‘Er waren wedstrijden bij dat ik er wel vijf inschopte’

-

Featured_oude clubheldenOude Clubhelden: ,,Toen we aan het dansen waren in de Stadsgehoorzaal kwamen twee jongens van Maas naar me toe en zeiden dat ik bij RCL moest komen voetballen. Ik speelde in die tijd rechtshalf in het eerste van VV Leiden, maar omdat er bij RCL meer vrienden en kennissen voetbalden, ben ik overgestapt. Nooit spijt van gehad.” Aan het woord is Cock Geel, al dik zeventig jaar woont hij in de Professorenwijk, in een voetbalvriendelijke omgeving. Naast hem heeft de voorzitter van ASC gewoond, aan de overkant zat een heel nest DoCoS-leden, een straat verderop de eerste elftalleider van Roodenburg. ,,Allemaal dood,” constateert Cock, met pijn. Hij vertoont zelf ook enkele mankementen, maar laat er zich niet door uit het veld slaan. Hij wandelt nog steeds – achter de rollator – naar de stad.

,,In mijn jeugd bestonden er nog geen F-teams, laat staan voetbal voor Ukkies. Met 12 jaar ging ik pas spelen, mijn vader koos de vereniging uit. Dat werd vv Leiden.” Cock Geel praat makkelijk, hij herinnert zich nog veel. Ook dat zijn veel te vroeg overleden vader – hij werd 50 jaar – altijd langs de lijn de verrichtingen van zijn zoon volgde. Pa Geel was een felle. Kom niet aan zijn zoon. Wanneer Cock veel te stevig naar vaders zin werd aangepakt, zou hij het veld in rennen en verhaal halen. Overigens nooit gebeurd. Zo heeft senior gelukkig ook niet meegemaakt hoe er een abrupt einde aan de voetballoopbaan van Cock kwam. ,,Dat ging zo,” vertelt het ‘slachtoffer’, “ wij speelden tegen Ornas uit Den Haag. In die wedstrijd kreeg ik een verschrikkelijke trap tegen mijn knie. Er was heel wat meer aan de hand dan een gescheurde meniscus. Dat was mijn laatste wedstrijd in het shirt van RCL.” Geel gelooft stellig dat een dergelijke blessure nu heel anders zou worden behandeld. De wetenschap is enorm vooruit gegaan.

Koeienvlaaien

Bij VV Leiden werd het stopperspilsysteem gespeeld, met halfspelers die meegingen in de aanval maar die ook moesten verdedigen. Voor zo’n positie moest je conditie hebben, longen als blaasbalgen. Louis ‘Loek’ Biesbrouck van RCH (1921-2005) en Hennie Möring van Sportclub Enschede (1919-2001) waren stopperspil, ook in het Nederlands elftal. Piet van der Kwaak, zoon van de wethouder, vervulde die rol bekwaam bij VV Leiden.
Het voetbal was in de jaren ’40 en ook ’50 nog niet zo georganiseerd als nu. Bij uitwedstrijden, herinnert Cock zich nog levendig, moesten soms eerst de schapen van het veld worden verwijderd of de koeienvlaaien in kruiwagens afgevoerd. In de kleedkamers waren geen haken voor de kleren, maar spijkers. De nog steeds geblokte Cock Geel haalt de brede schouders er over op, lacht er om en zegt: ,,Het kwam regelmatig voor dat wij ons in de sloot moesten wassen.”

Apetrots

Bij RCL heeft Cock Geel zich op verschillende fronten kunnen ontplooien. Op de eerste plaats als voetballer. ,,Ik begon daar op dezelfde positie als bij VV Leiden, rechtshalf. Al gauw zagen trainers
dat ik sterk aan de bal was. Daar had ik ook het postuur voor. Ik was geen linkspoot, maar rechts was ik wel sterk. Ik knalde er gretig op los.”
En zo kon het gebeuren dat Cock regelmatig scoorde. ,,Er waren wedstrijden bij dat ik er wel vijf inschopte.” En dan de maandag na de wedstrijd! ,,We hadden drie kranten in Leiden. Het Leidsch Dagblad, voor iedereen; de Leidse Courant, voor de katholieken en de Nieuwe Leidsche Courant voor de protestanten. Wij speelden op zaterdag, kat in het bakkie voor de zondagrust propagerende Nieuwe Leidsche Courant. Ik was apetrots wanneer daar een verslag in stond, met ‘Cock Geel scoort weer vijf keer’ als kop.”

Cock Geel RCL -1-

Dominee Honnef

De selectiespelers kregen toendertijd geen duit van het bestuur. Een nieuw shirtje of broekje? Vergeet het maar. Ook voetbalschoenen – Quick vond hij geweldig – moest je zelf kopen. ,,De tijden zijn veranderd,” weet Cock. ,,De kleding werd door mijn moeder gewassen, de voetbalschoenen moest ikzelf schoonmaken, invetten en wanneer ze drijfnat waren stopte ik er proppen papier in, waren ze sneller droog. De noppen werden bij de schoenmaker vervangen.” Soms, heel soms, werden uitwedstrijden vooraf gegaan door een etentje in een café in Hoogmade. Daar werd brood met kroketten geserveerd, of uitsmijters.” Vervolgens stapten de mannen in de bus!
Aan het slot van de competitie kwamen spelers, vrouwen en verloofden bij elkaar, bij de Chinees in de Hoofdstraat. Dat werd betaald door de club.
De naam van een legendarische voorzitter valt. Dominee Honnef. Wat die man voor RCL én de leden van de club heeft betekend, komt nog regelmatig ter sprake. Spelers die op school problemen hadden, werden door de dominee begeleid, voor jongens met schulden wist de dominee een regeling te treffen. Ook heeft hij leden aan een flat geholpen.
,,Ik zat in militaire dienst, in Haarlem, in de Koudenhorn Kazerne,” vertelt Cock, ,,in een weekend dat er echt punten gepakt moesten worden, mocht ik niet naar huis. De dominee nam de trein, sprak met de commandant en ik kon op die zaterdag om elf uur afreizen naar Leiden, half drie stond ik op het veld. Er werd wel de afspraak gemaakt dat ik een extra wacht zou lopen. Dat deed de dominee. Klasse.”
Cock werd ook geselecteerd voor militaire elftallen, die getraind werden door de bekende Kick Smit(1911-1974), een begaafde binnenspeler.

Herinneringen

Mannen die Cock nooit heeft of zal vergeten zijn RCL-ers als Piet Hagenaars, Maarten Walen, Rinus Rijnsburger (,,Keeper, geen geweldenaar, maar wel betrouwbaar”), Martin van Well en Chris Koebrugge. Van Well was ook doelman, een flegmatieke man, die later naar UVS vertrok. Ook hij woonde in de Professorenwijk. ,,Martin kon prachtig tekenen en schilderen. Ik weet nog dat hij de muren van de kantine voorzag van een landschap. Uniek.”
De kantine was klein, met een hokje om te douchen, daarnaast nog een bestuurskamertje, waar een kacheltje stond. Wanneer het kouder werd, maakte Cock, meestal op zaterdagmorgen vroeg de kachel aan. Eenmaal heeft hij dat iets te voortvarend gedaan. Een knal, een vlam en weg waren zijn wenkbrauwen.
Over Chris Koebrugge wil hij nog iets kwijt: ,,Hij was klein, heel wendbaar en snel. Chris kon ook geweldig volleyballen. Dat heb ik trouwens ook nog gedaan, bij Sleutelring.”
Gevraagd naar een trainer die Cock beter liet functioneren, noemt hij meteen de naam van Szaly.
,,Een Hongaar, die na de inval van de Russen in Boedapest naar Nederland was gevlucht. Hij woonde in Delft. Hij kon toveren met de bal. Hij liet mij eens de bal een meter of dertig in de lucht schieten. Hij wist hem ‘dood’ te maken. Daar stond je van te kijken.”
Diezelfde Szaly kon streng zijn. ,,Wij speelden uit en onze kleedkamer was nog bezet. Szaly gooide alle kleren en tassen eruit.” Regelmatig reisden eerst elftalspelers naar Delft, gingen ze op bezoek bij de trainer. Szaly vond dat geweldig, en de RCL-ers ook.
De materiaalman van RCL heette Arie Vonz, zijn zoons brachten het ver bij het Leiderdorpse brandweerkorps. Arie verzorgde de ballen, hij verzamelde ze, nam ze mee naar huis, maakte ze daar schoon en vette ze in. Dat waren nog ballen met een veter. ,,Wanneer je die op je kneiter kreeg,
was je half bewusteloos.”

Functies

Eenmaal uitgevoetbald bij RCL ging Cock zich op andere fronten inzetten voor de rood/witte club, die aan de Hoogmadeseweg zijn veld had. Een veld, voldoende voor die tijd. RCL had maar twee jeugdteams.
Met Henk Botermans, bruggenwachter van professie, en anderen zat Cock in de Elftalcommissie. Al scoutend en in overleg met de trainers stroomden spelers door. Ook maakten de mannen van die commissie de spelerskaarten, die aan het begin van de week op de fiets werden bezorgd in Leiden, Zoeterwoude en Leiderdorp. Op de fiets? Ja op de fiets, dat spaarde postzegels uit. Wanneer een speler afzegde voor de zaterdag, moest er een vervanger gevonden worden. ,,Een hele klus vaak.”
Als 2e secretaris, naast Teun Rietveld (hij was 25 jaar secretaris en is nu ledenadministrateur) was Cock verantwoordelijk voor het notuleren van vergaderingen. Contributie werd bij de leden thuis geïnd en op zaterdag bij penningmeester Van der Linden in de Leiderdorpse Eikenlaan afgedragen.

Vrienden

De in de Leidse 3 Octoberstraat geboren Cock doorliep de lagere school in de buurt, in de Leuvenstraat, die in de Tweede Wereldoorlog werd gevorderd door de Duitsers. Daar ging Cock regelmatig naar toe en wist dan een brood te versieren, waarmee hij triomfantelijk thuis kwam.
Het MULO-diploma behaalde hij op de school aan de Kaasmarkt. Een eenmaal uitgeleerd, werkte hij bij en voor de Belastingdienst. Tot zijn pensioen stuurde de administratief ingestelde Geel een afdeling met zes mensen aan bij Van Gend & Loos.
Op zijn sportverleden kijkt Cock tevreden terug. Hij heeft veel vrienden gemaakt, die hem nog niet zijn vergeten. Dat Jan van der Horst, zijn grootste vriend, niet meer leeft, doet hem nog steeds pijn. ,,Hij was mijn gabber. Jarenlang heeft Jan bardiensten gedraaid bij RCL.”
Privé is het hem minder voor de wind gegaan. Zijn vrouw overleed bij de geboorte van hun dochter Monique, die nu 54 jaar is. Nee, een andere vrouw heeft nooit zelfs in de schaduw van zijn grote liefde kunnen staan. Cock Geel vond vriendschap bij zijn Mechelse en later bij de Duitse Herder; zijn schoonschoon komt al jaren elke dag na zijn werk een sappie drinken.
Bij RCL komt Cock niet zo veel meer. ,,Lopen gaat zo beroerd, mijn rug is versleten en auto rijd ik niet.” Laatst bezocht hij wel een ‘oude lullenavond’. ,,Alle oudere RCL-ers waren uitgenodigd in de kantine. Hapje, drankje en uitleg over het nieuwe complex dat half 2016 gereed moet zijn. Heel ambitieus van de club, maar duur, duur.”

Een warme ontmoeting op de dag na het debacle van het Nederlands elftal in en tegen IJsland (,,Een drama”), ik neem afscheid. Cock Geel staat aan de deur, ik ben bijna de straat uit, hij roept: ,,Doe iedereen van RCL de groeten, Teun Rietveld, Wik van den Wijngaard, Piet Meijer en alle andere ouwe knarren.”
Doe ik, bij deze!

 Cock Geel: ,,Met de kennis van nu had mijn voetballoopbaan veel langer kunnen duren; de wetenschap is met sprongen vooruit gegaan.”
Cock Geel: ,,Met de kennis van nu had mijn voetballoopbaan veel langer kunnen duren; de wetenschap is met sprongen vooruit gegaan.”

 

 

 

Must Read