Gijsman draait daar in een amusant vraaggesprek niet omheen, maar weet ook dat zijn naam altijd geassocieerd zal blijven met een aantal excessen uit het verleden. De vijftiger is onderwijl in rustiger vaarwater gekomen, maar kan het niet nalaten om toch met de nodige passie te spreken over het verleden.
VTL, LFC en debuut in het eerste
Gijsman zag het levenslicht op 23 november 1958. Hij groeide op in de Leidse Pioenstraat, alvorens het gezin Gijsman vertrok naar Boshof, een zijstraatje van de Boshuizerkade. Hij is de oudste van een gezin met vijf kinderen (twee broers, twee zussen, red.). Ondertussen woont hij al weer tien jaar in de buurt van de Zijlwijk. In zijn jeugd speelde hij altijd in selectieteams en op zijn zeventiende maakte hij zijn debuut in het eerste elftal. Maar wat ging daar aan vooraf?
,,Als vijfjarig kereltje ben ik begonnen bij het toenmalige VTL. Daar speelden mijn schoolvriendjes dus ik hoefde er niet over na te denken waar ik zou gaan voetballen. Ik heb daar tot mijn 16e gespeeld en toen werd ik door Frans Stouten naar LFC gehaald. Eerder was er al belangstelling geweest, ook vanwege mijn uitverkiezingen voor het Leids Elftal. Ik kwam al snel in het eerste te spelen, maar daar had ik als ‘pikkie’ niet veel moeite mee want ik ging mijn eigen gang. Toen ik voor LFC uitkwam, toonde ook Roodenburg belangstelling, maar daar heb ik uiteindelijk nooit gespeeld.”
Zaalvoetbal, Leidse clubs en huiswerk
Gijsman kwam ook al vroeg in aanraking met zaalvoetbal. Hij startte bij De Tegelhandel, een team met andere spelers van VTL. Simon van der Linden was in die tijd zijn trainer. Gijsman geeft tijdens het gesprek aan dat hij het ‘zalen’ eigenlijk altijd leuker heeft gevonden. Via Sjardijn, Koos Sjardin, De Zwarte Wolf, Transvaal Boys en Ju de Singel verliet hij Leiden om te gaan ballen bij FV Snoekie in Den Haag. Later kwamen Cebervo/ Dordrecht en Van der Plas/BMW Katwijk op zijn pad. In 2006 zette hij als ruime veertiger een streep onder zijn zaalvoetballoopbaan. Naast voor VTL en LFC op het veld kwam hij ook uit voor ZLC, VNL, FC Rijnland, Lugdunum, UVS en weer FC Rijnland. Tot vorig seizoen speelde hij nog in het tweede bij de club uit het Morskwartier, maar dit seizoen maakt hij een pas op de plaats bij de veteranen. Al met al heeft Gijsman bijna zijn hele leven gevoetbald.
,,Ik weet niet beter. Het begon net als voor veel voetballers destijds op straat. Uit school gekomen, was het elke dag raak. Mijn vriendin maakte mijn huiswerk en zo kon ik lekker voetballen. Nee, ik had het niet zo op school. Op mijn veertiende ging ik al de stratenmakerij in. Ik ben Carin uit het oog verloren, maar later zijn we weer bij elkaar gekomen en zijn we getrouwd geweest. We hebben nog wel een goed contact en ik ben haar nog steeds dankbaar voor het huiswerk wat ze voor me deed, haha.”
BVO’s en Oranje
Trainers
Hoewel hij er geen moment voor wegloopt om aan te geven ‘vrij eigenwijs’ te zijn (geweest), waren er toch ook trainers die hem wél konden raken en waar hij respect voor kon opbrengen. Fikse ruzies met trainers kan hij zich niet voor de geest halen, maar af en toe moest hij op de bank plaatsnemen vanwege gedrag welke de trainer niet kon accepteren. Liever praat hij echter over trainers die voor hem een streepje voor hadden. ,,In de zaal vond ik Leo de Jong en Pietje Gubler sterk als coach. Op het veld waren Melbi Raboen en Kees Vermeulen de besten. Ik zou het trouwens zelf ook onwijs leuk vinden om eens op het veld te staan. Maar dan als assistent-trainer, want ik hoef niet zo nodig meer in de schijnwerpers te staan. Overigens zou ik die taak enkel maar op me willen nemen bij toch wel ‘mijn cluppie’ FC Rijnland. Ik zie me best met Ronald (Mink, red.) samenwerken. Ik zou mij vooral willen toeleggen op het bijschaven van de spitsen. Lijkt me echt onwijs leuk. Ik heb al een aantal jongens in gedachten die ik er graag bij zou willen hebben. Dan kan FC Rijnland op zeker kampioen worden en naar de derde klasse toe. Dat is dan meteen voldoende qua niveau, want deze club moet vooral niet gekker doen dan nodig is. Dat doen ze trouwens zeker niet en de club is dan ook kerngezond.”
FC Rijnland
Over de fusieclub is hij ronduit lovend. Op zondag komt hij zelf ’s morgens nog in actie en ’s middags pakt hij het eerste elftal vaak mee. ,,De sfeer is daar altijd geweldig. Ik heb er ook mijn mooiste jaren gehad. Als ik enkel al denk aan het katertoernooi. Prima georganiseerd en er is altijd een toeloop van spelers van andere clubs. Beregezellig. FC Rijnland is in mijn ogen Pikaar. Wim, de voorzitter, en zijn vrouw houden de boel daar draaiende. Wim is de beste voorzitter die ik ooit heb meegemaakt.”
Vroeger en nu
Tijdens het interview staat EuroSport aan in huize Gijsman. Als de tv aanstaat, is het sowieso sport wat de klok slaat. Naar Derksen, Van der Gijp en Boskamp kijkt hij graag. Het praatprogramma op de zondag met Jack van Gelder laat hij links liggen en vindt hij ‘bagger’. Dat woord wordt niet in de mond genomen als het gaat over het hedendaagse voetbal, maar de mening van de Leidenaar is luid en duidelijk in die zin. ,,Vroeger was er serieus waar veel meer techniek te zien op de velden. Dat komt omdat veel clubs ook in de zaal actief waren, waardoor de vaardigheden van het spelletje werden verbeterd. In de loop der jaren werd zaalvoetballen steeds meer verboden door de clubs en moest het accent enkel liggen bij het veldvoetbal. De gevolgen daarvan zijn groot. Een beetje fatsoenlijk opbouwen zit er vaak niet meer in. Ik zie wedstrijden, zowel in de zaal als op het veld, waarbij het er echt niet uitziet. Als ik dat geklungel zie dan kijk ik nog wel eens achterom. Jongens als Ger Nagtegeller, Bles Zuma, Piet Gubler, Rene Holswilder, Koos Bekooij en Kees de Roode, dat was toch echt hele andere koek.”
Hard en strafbankje
Op de vraag hoe hij zichzelf zou beschrijven als voetballer rolt het antwoord er eerder uit dan de vraag gesteld is. ,,Ik was hard en een winnaar. Tegen mijn verlies kon ik simpelweg niet. Jawel, thuis met een spel verliezen vond ik niet erg, maar zodra de scheidsrechter floot en ik tussen de lijnen stond moest er gewonnen worden. Het aantal kaarten kan ik niet meer repliceren, maar het zijn er heel veel geweest. Alles bij elkaar opgeteld heeft het mij vier seizoenen aan de kant gehouden. Zo heb ik een keer zestien maanden aan mijn broek gekregen. Dat was in de ZLC-periode. Ik was het niet eens met een gegeven strafschop en uitte mijn woede aan het adres van de scheidsrechter. Al snel realiseerde ik mij dat dit heel stom was. Daar had ik oprecht spijt van, maar het kwaad was al geschied. Op een zaalvoetbaltoernooi liep het ook een keer uit de hand. Vond ik ook dat ons onrecht was aangedaan en kreeg ik een straf. We dreigden ons toen terug te trekken met ZLC, maar zo’n vaart liep het niet. Ik mocht gewoon meespelen in de finale en dacht dat de kous af was. Een maand later kreeg ik een brief thuis dat ik weer bijna anderhalf jaar geschorst was. In hoger beroep is er nog een half jaar af gegaan. Een andere inktzwarte belevenis was dat mij werd gevraagd om in te vallen bij het derde van LFC. Dat was tegen Quick Boys. De hele avond werd ik geschopt en getreiterd en op een zeker moment was ik dat zat. Heb ik er één een ‘zaaier’ verkocht. Het bleek echter een politieagent te zijn van beroep en dus was ik weer het haasje. Ik had het trouwens ook gedaan als ik had geweten wat hij in het dagelijks leven had gedaan. Toch was het zwaar balen, want ik wilde enkel maar helpen omdat er te weinig spelers waren. Het zijn gebeurtenissen geweest die ik niet meer vergeet. Dat kan ook niet, want ik word zo nu en dan nog wel eens aangesproken over die tijd. Van die naam kom ik nooit meer af, hoewel het mij inmiddels niet meer raakt.”
Boetekleed en zoektocht
Door zijn optreden op de velden kreeg hij de nodige predicaten mee. Van ‘eeuwig talent’ tot ‘rat’, Van ‘geniaal’ tot ‘doorgedraaid’. Gijsman snapt het allemaal wel. ,,Voor een hoop incidenten steek ik de hand in eigen boezem. Ik kon een klootzak zijn, ja. Altijd het randje opzoeken. Type Cor Lems, zeg maar. Toch vind ik dat ik ook vaak werd gezocht. Dan kwam zo’n man in het zwart voor de wedstrijd naar mij toe met de mededeling ‘ik houd je in de gaten’. Dan moest ik altijd even tot drie tellen, want dan begin je dus niet met een schone lei en wist je dat je zo het haasje kon zijn. Aan de andere kant heb ik ook vaak genoeg meegemaakt dat ik na afloop een compliment kreeg. ,,Zie je wel dat je die gekkigheden niet nodig hebt”, was het dan. In de media werd het ook flink uitgemeten. Meestal terecht hoor, daar niet van. Het deed me enkel wel eens pijn wanneer dat weer eens in vette letters gebeurde. Aan de andere kant heeft er ook een keer ingestaan dat ik juist de vredestichter was toen het een keer fout ging bij een treffen tussen ZLC en ASC. Dus dat is dan weer positief. Ik liep trouwens nooit weg voor de pers. Ik stond altijd wel mijn mannetje, wat dat betreft.”
Veteranen
Zijn wilde haren is hij al een tijdje kwijt, hoewel hij niet mag klagen over zijn haardos. ,,Jaren terug speelde ik nog onder Henkie Brandt in 1 bij FC Rijnland. Op een zeker moment kwamen er allemaal nieuwe jongens bij. Voor mij een mooi moment om er mee te kappen. Ik heb nog wel in het tweede gespeeld, maar nu hobbel ik wat mee bij de veteranen. Leuk man, kom ik nog steeds oude knakkers tegen. We spelen onder meer tegen ASC, Leidsche Boys en Stompwijk. Het gaat er nu rustig aan toe. Ik prijs me rijk dat ik nog steeds kan spelen. Eigenlijk heb ik nog nooit zware blessures gehad. Misschien is dat het enige voordeel geweest van alle schorsingen. Anders was ik misschien al eerder versleten geweest.”
Toppers
In zijn voetballeven trof hij volksstammen aan (mede)spelers, bestuursleden en trainers. Zijn favoriete trainers en spelers uit de jaren tachtig en negentig stipte hij al aan, maar in algemene zin heeft Gijsman zo zijn namen van mensen die hij min of meer bewondert. ,,Wim Pikaar noemde ik al, maar Peet Duijvestein was ook zo’n topper. Phil Verstraten van Lugdunum heb ik hoog staan. En ze mogen zeggen wat ze willen maar Frans Schouten is ook een goeie peer. En wat te denken van Wim Visser? Overigens wil ik meteen het gehele bestuur van FC Rijnland noemen. Ze doen echt een prima job daar. En laat ik de feestcommissie van die club niet vergeten.”
Mentaliteit
Gedane zaken nemen geen keer, maar Gijsman zou bepaalde dingen wel overdoen als de kans daar was. ,,Het voetbal in de topklasse spreekt mij zeker aan. Bij clubs als Rijnsburgse Boys en Katwijk wordt mooi voetbal gespeeld. Had dat in mijn tijd bestaan dan was ik ervoor gegaan. Ik geloof ook zeker dat ik dan een andere mentaliteit zou hebben gehad. Dat moet ook wel, want bij dat soort clubs gelden er andere wetten dan bij Leidse clubs in die tijd. Ik had me dan veel meer moeten aanpassen en dat had goed voor me geweest. Wat dat betreft was het voor mij al anders toen ik bij Van der Plas speelde in Katwijk. Daar hoefde ik echt niet zo’n grote bek te hebben. In de stad is dat nu eenmaal anders dan daarbuiten.”
Terwijl de gast aangeeft wel genoeg stof te hebben, ratelt Gijsman gestaag nog even door. Hij wijst naar een foto aan de muur waarop het waterskiën wordt uitgeoefend. Dat deed hij graag met Mario van der Pluym. ,,Tegenwoordig kan je alleen nergens meer terecht, dat vinden we erg jammer.” De doelman van Roodenburg heeft in Peter zijn stiefvader en het tweetal spreekt elkaar dagelijks over voetbal. ,,Ja en ik ga naar zijn wedstrijden kijken op het veld en in de zaal. Tenminste als ze thuis spelen in de zaal. Laatst ben ik nog wel mee geweest naar Vlissingen voor een topper die hij daar moest spelen. Dat niveau gaat nog wel, maar daaronder stelt het vrij weinig voor. En verder ga ik graag naar ZZ Leiden kijken. Daar barst het van de voetballers en is het altijd gezellig. Ik ging trouwens al in de Parker-tijd. O en dat is waar ook, ik heb zelf nog bij Luba gespeeld. Nee, daar speelde ik minder hard. Anders zat je zo met vijf p’s aan de kant. Daarvoor heb ik toch maar voor voetbal gekozen, haha.”
Note redactie: foto’s beschikbaar gesteld door Jack Wolters (Sportfotografie), waarvoor dank!