Er loopt een leerling langs mijn bureau en zegt: ‘Juf, heeft u het al gehoord? Johan Cruijff is dood.’ Nog voordat ik kan zeggen dat telefoongebruik tijdens de lessen niet geoorloofd is, slik ik mijn woorden in en veeg mijn tranen weg. Johan Cruijff is niet dood, hij is onsterfelijk. Toch?
De ‘magere’ heeft zijn belangrijkste wedstrijd verloren. Hoe kon hij die 2-0 voorsprong tegen zo’n waardeloze, ellendige, stugge tegenstander nou weggeven? Als ik in mijn auto stap, staat mijn dashbordklokje op 14.14 uur. Toeval is logisch, zou de oude meester hebben gezegd.
Johan Cruijff was de helft van mijn opvoeding. Mijn vader was zo’n groot Ajax-fan, maar toen Cruijff in 1983 naar Feyenoord ging, keek hij daar opeens met andere ogen naar. Of het nou om discipline, regie in eigen handen nemen, verantwoordelijkheid of samenwerken ging, mijn vader had altijd wel een link naar Johan. En echt slechter ben ik er niet van geworden. Ik had vroeger geen posters uit de Hitkrant boven mijn bed. Ik was geen fan van de Dolly Dots. Ik was fan van Johan Cruijff, maar als meisje en brugklasser was het niet echt een pluspuntje als je van voetbal, laat staan van een voetballer hield.
Gelukkig waren de voetbalplaatjes klein en konden ze onder mijn kussen, tussen de kaft van mijn Franse woordenboek en in mijn portemonnee. Daar zat zo’n plastic ruitje in voor pasfoto’s. Ik had niet veel van Johan, ik was een afwachtende rechtsbuiten, soms zelfs initiatiefloos, kon vreselijk goed tegen mijn verlies en toen ik Wim Eradus voor de zoveelste keer tot wanhoop had gedreven door het juichen om een schitterend doelpunt van de tegenstander, zette hij me reserve.
Op het lijstje in de kleedkamer pronkte mijn naam achter shirtnummer 14. Ik lachte stilletjes en trok hem trots aan. Jarenlang heb ik bij presentaties aan lastige voetbalouders de anakoloeten van Johan gebruikt, op de één of andere manier waren die altijd direct duidelijk: geen discussie en klaar. Johan Cruijff, de regisseur, de beste Nederlandse en misschien zelfs wel ’s werelds beste aanvallende spelverdeler ooit. Hij speelde 20 jaar lang profvoetbal, werd zonder enig KNVB diploma betaald trainer en won daarmee met Ajax twee keer de KNVB beker en de Europacup II. Deze man speelde in zijn carrière 704 wedstrijden en scoorde 395 doelpunten. Hij stopte tijdens zijn Barcelona periode met roken en maakte Chupa Chups lolly’s populairder dan ooit.
Het is vanmiddag 14.14 uur en de laatste keer dat ik zo hard om voetbal moest huilen in mijn auto was in 1988. Ik reed vlakbij zwembad de Vliet en uit de speakers klonk toen ‘Nederland O Nederland, jij bent een kampioen’. Oranje was Europees kampioen voetbal.
Vandaag zitten mijn half Franse kinderen met gespreide winkansen in de Arena bij Nederland-Frankrijk. Ik wil na Parijs, Istanbul en Brussel mijn angst niet laten regeren. Mijn kinderen mogen genieten van Oranje en Les Bleus. Hoe dan ook: wij winnen vanavond. Er zal vast een minuut stilte zijn voor onze grote nummer 14, voor El Salvador, voor het orakel van Betondorp en voor El Flaco.