Aad Neuteboom (LFC – UVS)
‘Allemachtig man, wat kon ik lopen, ik raakte nooit vermoeid’
‘De dokters in het ziekenhuis vermoedden dat ik mijn meniscussen had gescheurd, er volgde een kijkoperatie en dat bleek niet het geval te zijn. Ondanks de pijn bleef ik gewoon voetballen. Op het laatst was de pijn niet te harden. Ik weer naar het ziekenhuis, toen bleek dat mijn kruisbanden totaal verteerd waren. Dat kwam doordat ik vier maanden had geprobeerd te blijven voetballen en maar telkens weer door mijn knie zakte. De afgescheurde kruisband hadden ze niet opgemerkt.’
‘Dokter Hermes, een knappe chirurg, aanbevolen door de KNVB, zei dat het wel goed zou kunnen komen, maar dan moest ik van mijn bovenbeen tot aan mijn enkels in het gips, negen maanden. Mijn oude niveau zou ik mogelijk niet meer halen, vertelde hij erbij. Dat kon ik op het LUMC waar ik de hele dag moest lopen niet maken. Ik stopte op mijn 30ste van de een op de andere dag met voetballen in UVS 1. Cor Lems van ADO Den Haag was een van de weinige voetballers die zonder kruisbanden voetbalde.’ Aad werd eerst een tijdje leider van UVS 2 en later speelde hij nog tot zijn 35ste in het 2e, met af en toe een invalbeurt in het 1ste.

Op bezoek bij Aad Neuteboom, zoon van Jan Neuteboom die ooit met zijn broer Jer furore maakte bij LFC. Aad is de vader van Jesper die voor het tweede seizoen de hoofdmacht van ASC onder zijn hoede heeft. Wat een verhaal over de abrupt afgebroken voetbalcarrière van de man die ook maatschappelijk op een prachtige loopbaan kan terugkijken. ‘Maar eerst, wat schenk ik voor jullie in?’ De toon is meteen gezet. Aad en het LAV-duo spreken dezelfde taal, de voetbaltaal. Neuteboom woont met vrouw Mop op een van de meest idyllische plekjes van Leiden, het paradijselijke Plantsoen. Voor de patriciërswoning – met huizenhoge kamers, fraaie ornamenten aan het plafond, decoratieve sierlijsten, klassieke kroonluchters – ligt de “mooiste tuin” van de Sleutelstad, met liefde voor de natuur bijgehouden door de plaatselijke hoveniers.

‘Elk seizoen biedt een ander panorama, waarbinnen de stokoude, altijd groene Plataan koninklijk bovenuit torent,’ klinkt het haast poëtisch. De zonen Jesper en Bart-Jan zijn uitgevlogen en dochter Brigitte betrekt binnenkort een woning die nu door Aad en mensen met de “handige handjes van vaklieden” tiptop wordt gemaakt.

Vader Jan, een bescheiden man
Geboren aan de Lammenschansweg en na zes weken verhuisd naar de Hoflaan in het spiksplinternieuwe Leiden Zuid-West, groeit hij op in een eenvoudig, maar o zo warm en hecht gezin. Zoals er zoveel waren, ze huldigden veelal de motto’s ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ en ‘je geeft pas geld uit voor kleren en andere echt noodzakelijke spullen, wanneer je het hebt’.

Vader Jan werkte als lasser bij de Nederlandsche Electrolasch Maatschappij (NEM) aan de Zoeterwoudseweg, moeder Saar was huisvrouw, zij had werkhuizen. Aad praat met diep respect over zijn ouders, ze voedden hun kinderen op in een tijd van hard werken, weinig verdienen en vooral je mond houden. Jan en Saar waren van een generatie die op keek tegen de dokter, mensen die “gestudeerd” hadden en een witte boord droegen.
Vader Jan maakte deel uit van het “grote LFC”, voetbalde er 21 jaar in het 1ste, met mannen, nee: kerels als de robuuste Bauk Pijnakker, de rots in de verdediging, voor wie de tegenstander al opzij ging wanneer hij duel met de palingverkoper zag aankomen. Jonas Kukler, ook al zo gestaald, de groothandelaar in groente en fruit, die verbaal menige tegenstrever tot wanhoop bracht. Daar fietsten vader Jan en oom Jer, beiden klein van stuk, behendig tussendoor.

Gezegend met een techniek en wendbaarheid waarvoor de handen op elkaar gingen. ‘Mijn vader hield niet van grote woorden, hij was een bescheiden man. Bij een van de zoveelste uitverkiezing voor het Leidse elftal, zei hij in een interview met het Leidsch Dagblad: ‘Ik ben schijnbaar een hele goeie, want ik zit er weer bij, met zo’n negen UVS’ ers en een speler van ASC.’ In een minstens even sterke selectie maakte Aad, net 15 jaar, zijn entree. ‘Mijn vader verving als interim-trainer Leo Halkes,’ herinnert hij zich nog levendig. ‘Hij zette mij op de rechtsbuitenpositie. Een heerlijke plek voor mij. Ik kon lopen als een kievit, ik werd maar niet moe. Soms dacht ik dat ik wel twee wedstrijden achter elkaar kon spelen.’

Dan zegt hij, met een glimlach. ‘Toen ik later in het Academisch Ziekenhuis, nu het LUMC, werkte, kwam ik ’s morgens uit de nachtdienst, ging een paar uur slapen, mijn wedstrijd spelen en weer aan het werk. Of ik ging eerst werken tot 12 uur, mijn wedstrijd spelen, daarna douchen en dan weer terug aan het werk.’
Aad stond opeens in het veld met bekende jongens. Namen? Theo van Seggelen, later een topbestuurder binnen het betaalde voetbal; John Verschoor, ook zo’n houwdegen, die het tot profvoetballer bracht bij Telstar, Veendam en Haarlem.
Kampioen Melbi Raboen
LFC heeft vaak heel goede trainers kunnen vastleggen. De al genoemde Leo Halkes, Piet van der Kuil en Piet Kraak. Mannen die de top van het voetbal in Nederland haalden en het tot het nationale elftal brachten. Toen LFC een club met 7-0 had afgeslacht, analyseerde Halkes de uitslag als volgt: ‘Wanneer ik die lui moest trainen, ging ik liever in de bouw werken.’

Met Melbi Raboen vierde Aad Neuteboom triomfen. ‘Met Melbi haalden wij de eerste klasse.’ In dat seizoen scoorde hij “het meest spectaculaire doelpunt uit mijn loopbaan als voetballer”: ‘Het was een thuiswedstrijd tegen concurrent Scheveningen. De bal stuiterde lekker en ik schoot vanaf een meter of 30 binnen. In de hoek van het veld, bij de kantine, stond de meest fervente aanhang. Ik spring over het hek en maak een rondedans met de supporters.’

Met een zekere trots merkt Neuteboom op dat hij ooit geselecteerd werd voor het Nederlands Amateur Elftal onder 21 jaar, getraind door de gepokte en gemazelde Arie de Vroet, jarenlang de geblokte stopperspil – die positie bestond toen nog, in het Nederlands Elftal. ‘Dat was voor de wedstrijd tegen Luxemburg. Een hele eer, hoor. Zes weken moest ik op woensdagmiddag naar Zeist komen om te trainen. Met collega’s was er weleens iets te regelen, maar niet zoveel keer. Dat liet ik weten aan De Vroet en ik werd af geserveerd.’ Jaan de Graaf van IJsselmeervogels, zat ook bij die selectie. Geen kleine jongen dus..
Overstap naar UVS
Grote namen vertrokken een voor een bij LFC. Als doorgewinterde “Kanarie” wilde Aad – loyaal aan de club waar vader en opa nauw verbonden waren geweest – het schip eigenlijk niet verlaten. Toch gebeurde dat: ‘Van Seggelen weg, Verschoor weg, met Koos Bekooy in hun slipstream. Daar stond ik. Wat nu?’ De oplossing diende zich aan: ‘Op een avond in mei stond Jan Verkuylen bij ons op de stoep. Of ik naar UVS wilde overstappen. Het was net het zetje dat ik moest hebben. Een dag later, twee dagen voor het einde van overschrijvingsdatum, ging ik naar Henk van der Leek, toen de voorzitter van LFC. Hij stond te schilderen, kwam niet van de trap af en voordat ik iets kon zeggen, sprak hij de gedenkwaardige woorden “ook jij, jij gaat ook weg”. Dat moment ben ik nooit en zal ik nooit vergeten. Het raakte mij.’ Toch zette Aad door; een nieuwe uitdaging wachtte hem bij UVS in de Kikkerpolder.

Ondertussen ging ook het “gewone leven” door. Noem het maar gewoon als je op je 22ste trouwt met het meisje met wie je in de schoolbanken hebt gezeten. Mop Mark. Mark? Ja, Mark, een bekende naam in het Leidse. Bart Mark, met een snor waar je U tegen zegt, brandweercommandant, dik bevriend met burgemeester Cees Goekoop. Aad doet een geslaagde poging wanneer hij als een volleerde mimespeler een glaasje achterover slaat.

Beiden hielden wel van een neut. Bart Mark zal van grote betekenis blijken. De aanstaande schoonzoon ziet zijn toekomst bij de politie. Niet als blauw-op-straat. Hij ziet zichzelf stoer in een witte Porsche over Gods wegen scheuren. Open dak, helm, witte jas. Een jongensdroom. Fantastisch. De teleurstelling is groot, de droom verdampt wanneer hij niet door de laatste keuring komt. Neuteboom draagt een bril. Daarmee ben je kansloos bij Hermandad. Mark adviseert om te solliciteren bij het Academisch Ziekenhuis (AZL), sinds late jaren ’80 van de vorige eeuw: Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
Aad wordt aangenomen en komt in een wereld waar mannen als verpleegkundige nog schaars vertegenwoordigd zijn. Hij volgt een 4-jarige opleiding, moet daarna in militaire dienst, waar hij mede op voorspraak van UVS-voorzitter “de heer Kruit” wordt gelegerd in Marine Hospitaal in Overveen. Aad: ‘Allereerst, ik sprak de voorzitter altijd aan met “meneer”. Daar was hij fel op tegen. “Zeg toch Piet,” drong hij aan. Moeilijk voor mij. Ik was nog jong en hij onderwijzer. Dan zeg je toch geen “Piet”. Bovendien, hij was een aristocraat, de nestor van UVS, een keurige man, die feilloos bij UVS paste. UVS is ook een keurige club. Ik heb nog steeds contact met hem en ben nu over mijn schroom heen en spreek hem met Piet aan.’

Vanuit Overveen is het een fluitje-van-een-cent om elke dag naar huis te komen en driemaal in de week te trainen. Na dertien maanden kan hij afzwaaien. Op zijn CV is het een pré dat hij actief is geweest in het marine ziekenhuis. In “het grote ziekenhuis”, zoals eerst het AZL en later, tegenwoordig nog zelfs het LUMC werd/wordt genoemd, gaat het crescendo met Aad. Hij is gezien bij collega’s, personeel (‘We zijn allemaal gelijk, of je nu chirurg, administrateur of schoonmaker bent’) en patiënten, hij is serieus, recht door zee en woord is woord. Hij ontwikkelt zich tot een kundig verpleegkundige, volgt de Intensive Care (IC)-opleiding bij het LUMC, is van 1982 tot 1989 leidinggevende op de afdeling Hematologie/Endocrinologie en vanaf 1989 tot zijn prepensionering op 1 oktober Teamleider Verpleegafdeling Cardiologie.

Bang voor “het zwarte gat” is hij allerminst en legt uit: ‘Naar deze datum heb ik toe kunnen leven, ik wist het al in februari.’ Na zijn vertrek bij het LUMC kon hij meteen zijn werkkleding aantrekken, er moest gebuffeld worden in het huis van Brigitte. En Aad Neuteboom is terug in zijn geliefde sport. Nog belangrijker: de geschiedenis herhaalt zich. Zoals Ad en Saar oppasten op Jesper, Bart-Jan en Brigitte, zo passen Mop en Jesper op de kleinzoons Tyler en Tijn.

Begeleider van de ASC-selectie
Zoon Jesper is bij ASC bezig aan zijn eerste grote klus. Hiervoor trainde hij uiteenlopende jeugdteams en deed daarmee ervaring op. Uiteraard is voetbal een van de voornaamste gespreksonderwerpen wanneer het gezin of familie bij elkaar op bezoek is. Mop weet haar weetje, zij zat altijd op de tribune wanneer Aad speelde; Mop en Aad en vaak ook vader Jan volgden elke wedstrijd van Jesper en Bart-Jan. En op de zaterdagavonden de basketbalwedstrijden van dochter Brigitte en schoonzoon Joey.

Nu Jesper ASC traint heeft hij regelmatig wat te vragen over het spel van de ploeg. ‘Jesper – maar ook Bart-Jan en Brigitte – is net zo gedreven als mijn vader en ik,’ zegt Aad. ‘Hij heeft dezelfde winnaarsmentaliteit als wij hadden. Dat zullen die gasten van ASC ook hebben, daar twijfel ik niet aan. Maar er wordt anders gereageerd op een verloren wedstrijd. Ik had de smoor in als we de punten niet mee naar huis namen. Dat is bij ASC anders.’

Dat klopt. Ooit verklaarde ASC-icoon Leo Steinmetz: ‘Bij ASC breekt pas de pleuris uit wanneer er geen bier meer is.’ Aad knikt: ‘Ik zeg tegen Jesper dat hij meer moet relativeren. Bij ASC zijn er geen slapeloze nachten wanneer er is verloren. Daar heeft Jesper het moeilijk mee. Er is overigens niks mis met deze karaktertrek van hem.’

Al pratend over ASC groeide bij Aad de gedachte om zich bij Jesper aan te bieden als begeleider van het 1ste , een functie waar de club nog iemand voor zocht. Het bestuur voelde daar wel voor en zo geschiedde. Wat staat de ervaren Aad voor ogen? ‘Ik ben bij iedere wedstrijd aanwezig, uit en thuis, ben in de kleedkamer en door de week kijk ik af en toe bij een training. De spelers kunnen tegen mij hun ei kwijt. Ik ga behoedzaam om met al die input. Met de opstelling bemoei ik me niet. Ik doe gewoon hand- en spandiensten. Natuurlijk begrijp ik dat er gedacht wordt “Aad is de vader van de trainer”. Mij is gevraagd te staan voor het belang van ASC en met name het 1ste elftal. De sfeer in de spelersgroep is prima, ondanks dat de resultaten nog niet echt goed zijn. Aan mijn functie, een groot woord hoor, zal ik naar eer en geweten inhoud geven.’

Dus niks zwart gat voor Aad en ook niet voor Mop, die altijd voor de klas heeft gestaan. De pensionado’s hebben met het grootste plezier hun handen vol aan de kleintjes, aan ASC en aan elkaar.

Zo de tuin instappend, de zon tegemoet, wordt duidelijk dat zwager Jan Ouwerkerk op de afdeling Oncologie als Researchverpleegkundige van het LUMC werkzaam is. Jan is de oudste zoon van Bart Ouwerkerk, de bekende goalgetter van Roodenburg. Jan is getrouwd met Trees, de zus van Mop. Hiermee lijkt de voetbalcirkel rond. Ten overvloede laat Aad noteren: ‘Voetballers zijn gek, en ik ben er een van. Haha.’ Een krachtige uitsmijter.
Foto’s en knipsels: Collectie Aad Neuteboom en Fred Beerenfenger
Actuele foto’s: Hielco Kuipers, Remco Mentink, Mop Neuteboom

















