Oude clubhelden: Rick en Rob Bink
Een woensdagmiddag begin maart. Het zonnetje schijnt, de krokussen komen uit, de lente komt er aan. Alle ingrediënten zijn aanwezig om samen met vriend en collega Sem Nazloomian, die voor vandaag bij LeidenAmateurVoetbal is gedetacheerd als fotograaf op de afdeling Nostalgie, luidkeels De vlieger van André Hazes aan te heffen. Het LAV-duo is op weg naar de Stevenshof, waar Rick en Rob Bink, ooit pijlers en parels van het gouden vv Leiden-team, hun hersenen laten zwemmen door een stuwmeer aan herinneringen.

Een traktatie van jewelste, zo zal blijken. Wanneer de uren verglijden, passeren wisselende pakkende anekdotes de revue. Stuk voor stuk geschikt om er een leesgrage ‘kop’ van het interview van te maken. Voorbeelden. ‘Hoe Rick verrotte enkels á la Van Basten opliep’. Of: ‘Hoe Rob Haarlem keeper Rob Boersma radeloos alle hoeken van het doel liet zien’. Niet alleen hun voetbalcarrière komt aan de orde.

De hechte familieband, het overlijden van moeder Jeane (‘Wij maakten er Sjaan van’), de liefde voor vader Fred, levenslange vriendschappen, het glaasje of blikje bier op zijn tijd en humor, het is – gelukkig maar – niet weg te denken uit hun leven, ze vormen een karakter fundament van beton.

Gek op katten en markante snorren
Wanneer er geen strakke regie voor het interview zou zijn geweest, was er urenlang gepraat over nog een liefde binnen de familie Bink: poezen. Verhalen over ‘chagrijnige siamezen, soezende cypertjes, pluizende perzen, aardige abessijnen’, allemaal troeteldiertjes die vluchtende Oekraieners, omaatjes en kinderen, beschermend tegen de borst gedrukt meenamen richting …. ja waar naar toe?

De Binken zijn kattengek: vader Fred koestert Lizzy (de twee slapen bij elkaar), Rick heeft zijn drie viervoetige huisgenoten namen van alcoholische versnaperingen meegegeven, Baco, Ouzo en Ginto, en Rob houdt het op Kwiebus en Max. De drie ‘butlers’ hebben huisgenoten laten ‘helpen’. Rick en Rob, de twee felle sodemieters in het veld blijken dan ook over een week hart te beschikken.

De voorzitter van het kleine gezelschap stelt voor niet over deze levende have te praten, ook even niet over wat zich in Oekraïne afspeelt. Akkoord. Anita, de vandaag jarige vrouw van Rick is niet thuis. Zij is met moeders en zus aan het ‘high tea’-en. ‘Wanneer het ‘high beer’-en of ‘high wine’-en had geweest, had ik me bij hen aangesloten,’ grapt de robuuste laatste man van weleer.
Tussen de stapels foto’s die in een aantal albums het leven van de broers kleurrijk kunnen schilderen, bevinden zich ook krantenknipsels. Eén is afkomstig uit het Leidsch Dagblad van zo’n dertig jaar geleden. De Bink Brothers waren toen herkenbaar aan hun markante snorren. Journalist Herman Joustra schreef over temperamentvolle voetballers. De één leidt de achterhoede, dat is Rick, de ander voert de aanval aan. Wat toen scherp en met kennis van (voetbal-)zaken werd geanalyseerd, is nooit veranderd. Rob liet toen optekenen: ‘Je kunt Rick overal neerzetten in een elftal. Behalve op het middenveld. Hij zou dan te grote risico’s nemen met slidings, boekingen oplopen omdat hij iemand onderuit zou halen. Zoiets leer je niet meer af als je zo lang laatste man hebt gespeeld. Maar verder… Rick heeft een strakkere, langere bal dan ik, een goede wreeftrap.’
Moeder Bink, die bij korfbalvereniging Vicus Oriëntus (Wijk Oost) de ballen loepzuiver in de korf deed belanden en later bij vv Leiden met strakke hand een conditiegroepje voor dames leidde, wist toen haarfijn te vertellen dat ‘mijn Rick dé voetballer van de familie is en Rob de killer.’ Dat brengt de ‘voetballer’ op een uitspraak van Hennie Beerenfenger, de vv Leiden-trainer van toen: ‘Hennie noemde mij een clown die in grote letters op de aanplakbiljetten van Circus Toni Boltini niet zou misstaan. Ik zag mezelf meer als een goochelaar, iemand van de trucjes, die ook af en toe mis kunnen gaan.’
Slimme voorwaartsen deden er alles aan om met sluwe passes de verdedigende Rick voor lul (zijn eigen woorden) te zetten. Dat ergerde de robuuste Bink natuurlijk. Dus zocht en vond hij behendige hoogstandjes om zijn tegenstander voor Jan-met-de-korte-achternaam te zetten. Doorgaans met succes (Applaus vanaf de tribunes) en soms ook iets te risicovol, met een doelpunt als gevolg (‘Trainer, vervang die man, hij kost ons punten’). Tussen hallelujah en kruisig hem loopt een heel dun scheidingslijntje. Vraag aan vader Fred het verschil in karakters van zijn jongens en hij zegt: ‘Opgewonden standjes, die naar de scheidsrechter sprinten wanneer die in hun ogen in de fout gaat. Naar mate ze ouder werden, werden ze rustiger, milder. Maar ze bleven het spelletje wel beheersen.’

Het klopt wel wat de verwekker van het duo opmerkt. Rick: ‘Wanneer Rob hard werd aangepakt en de scheidsrechter floot niet, rende ik schreeuwend naar voren. Ik wilde gerechtigheid.’ Ook als de scheidsrechter wel floot voor een overtreding tegen de jongere Bink, ging Rick in galop naar de dader, verhaal halen. ‘De Binkies zorgden altijd voor levendige wedstrijden. Lees daar de krantenknipsels maar op na.

Voetballen op straat
De liefde voor de bal begon al in de wieg, vond een vervolg in de box en vervolgens op straat. Toen rondootjes nog geen vast onderdeel van elke training uitmaakten, deden Rick en Rob er al aan, samen met de Peter Selier, die later van zich deed spreken als de nauwelijks te passeren stijlvolle doelman van vv Leiden. Peter, Rick en Rob voetbalden op het veld van korfbalvereniging Crescendo in de Morsch. ‘Elk vrij moment waren we daar te vinden,’ weet Rob. ‘Partijtjes met z’n drieën lukken niet natuurlijk, maar inderdaad een rondootje is vrij eenvoudig om te doen, hoekschoppen nemen, strafschoppen schieten, we deden dat allemaal, soms een paar uur. Zo leer je voetballen.’

Rick en Rob hebben in hun jeugd ‘overal’ op straat gevoetbald. Dat kon toen, plek genoeg. Nu is alles volgebouwd. Wie echt willen ballen kunnen tegenwoordig naar FC Boshuizen, Roodenburg en de bijvelden in de Kikkerpolder. De mannen knikken instemmend, maar: ‘Uit school komen, je spullen in de gang neergooien, de straat opgaan, bal onder de arm en ‘ahoha matchen’ tegen je vriendjes roepen is toch anders.’ Romantischer? De Binken menen van wel.


De beide broers zitten ondanks het leeftijdsverschil van vier jaar als een tweeling aan elkaar gebakken, hun hele leven al. Ze kozen voor UVS, omdat vv Leiden waar vriendjes en buurjongens speelden te weinig jeugdelftallen had. VWS waar pa Bink in een team met bekende mannen speelde, was geen optie. VWS, de voetbalclub van Wolfabriek van Wijk had helemaal geen jeugd. Het werd dus UVS, de vereniging met het ‘mooie tenue’ stond toen al bekend om zijn opleiding. Een prettige periode brak aan, met uitstekende herinneringen aan jeugdtrainer Philip van Veen. Rick vertelt dat hij later ook veel geleerd heeft van onder meer Bert Kort, Wil Henskens, Cees du Prie en van Aad Koren, die altijd voor de jeugd koos, om op te leiden.

‘Deze trainers waren altijd gewoon, zijn dat ook altijd gebleven, geen schreeuwlelijken, mannen met gerichte oefenstof.’ Daarvan heeft Rick veel opgestoken en de opgedane kennis later ook als jeugdtrainer in de praktijk gebracht. ‘Vervelende gozertjes?’ Rick: ‘Die mochten dan naast mij staan, liet de rest van het team rondjes om het veld lopen en zette ze ‘het vervelende gozertje’ daarna in het midden bij de rondootjes.’ En: ‘Tot ze er scheel van werden,’ lacht hij, ‘dan is dat rare gedrag gauw over.’ Gevraagd naar jongens die door hem zijn doorgebroken bij vv Leiden, somt Rick moeiteloos een paar namen op: JP Stahlie, Ismail Oz, Patrice Henzing, Willem de Vries, Michel Vermont en Marcel Werk.

Uitstapje Quick Boys
Vol bewondering praat Rick over de voetbalcapaciteiten van zijn broertje: ‘Rob had een neusje voor het doel. Kreeg hij de bal even buiten of binnen de zestien, aarzelde hij geen moment en haalde direct uit.’ De kracht van Rob? ‘Zijn kopballen. Gooi de bal maar voor de pot, Rob timet op het juiste moment en met een sprongkracht die vaak verbazing wekte, zocht en vond hij de juiste hoek.’ Zijn loopbaan overziend komt de goaltjesdief aan anderhalve doelpunt per wedstrijd. Een gemiddelde waar menige spits voor tekent. Zonder spoortje van borstklopperij memoreert Rob de kwaliteiten van zijn vrije trappen. Met links en rechts en met curves á la Pierre van Hooijdonk (‘Big Pete’), wiens zoon Sydney, nu even gestald bij Heerenveen, op weg is ook een grote te worden.
‘Op vrije trappen is te trainen,’ weet Rob. ‘Dat deden we ook. Ook op het koppen. Wanneer je in een flits ziet dat de keeper op het verkeerde been staat, weet je waar je koppen moet.’ Het zal niet verbazen dat toen Rick en Rob overstapte naar vv Leiden, er een tijdperk aanbrak met de nodige successen. Jaar na jaar promotie, van de vierde naar de tweede klasse. Scouts noteerden hun vorderingen en zagen in het tweetal een versterking voor hun eigen gelederen. Rob leek in tegenstelling tot Rick vv Leiden te verlaten. ‘Na elk seizoen werd ik wel benaderd, soms met interessante aanbiedingen,’ vertelt hij. ‘Er is een jaar geweest dat er wel tien clubs in mij geïnteresseerd waren. Je bent jong en wordt een beetje gek gemaakt. Ik liet me overtuigen en stapte over naar Quick Boys. Daar ik in het 2e kwam te spelen, heb ik mijn spullen ingeleverd en gauw teruggegaan naar vv Leiden.’ Omdat Rob nog geen officiële wedstrijd had gespeeld, kon hij meteen bij zijn oude cluppie aan de bak. Om nooit meer weg te gaan.

Lichamelijk letsel
Voor Rick diende het einde van zijn actieve loopbaan zich vrij plotseling. ‘Ik moest op mijn 28ste/29ste stoppen. Moest. Ik had de enkels van een bejaarde, te vergelijken met die van Wim van Hanegem. Of beter, met de enkels van Marco van Basten. Wanneer ik eigenwijs en tegen de adviezen van dokters was doorgegaan, was ik in een rolstoel terecht gekomen.’

De oudste Bink, een vleesgeworden laatste man, had alles voor die positie. Hij speelde met de borst vooruit (‘Kom maar op’), was geblokt (‘Als je voorbij mij wil, moet je door me heen’), ging geen duel uit de weg. Een verdediger van een dergelijk niveau werkt als een lap op een stier. Men probeert hem aan te pakken en gaat geen middel uit de weg om het doel letterlijk en figuurlijk te bereiken. ‘Er zijn heel wat aanslagen op mij gepleegd, op mijn enkels bedoel ik. Ik ben ontelbare keren onderuit gehaald, getrapt. Het ging er steeds vaker bikkelhard aan toe. Maar ik bleef staan, haalde de negentig minuten, maar vraag niet hoe. Half kreupel zette ik ijszakken op de pijnlijke plekken. Het herstel duurde steeds langer. Toen ik botvliesontstekingen op mijn schenen kreeg, nam ik de enig juiste beslissing, ik stopte.’

Voor Rob kwam het einde rond zijn 32ste. ‘Nee, voor hem was er geen fysieke reden om de voetbalschoenen aan de wilgen te hangen. Hij is weleens geblesseerd geweest, maar van blijvend letsel was geen sprake. ‘Ik vond het genoeg geweest,’ constateerde hij nuchter. ‘Tot op dat moment bestond mijn leven alleen in het teken van voetballen. Ik was toe aan iets anders.’
Het beste elftal dat vv Leiden binnen de lijnen bracht, ziet er voor velen als volgt uit:
Peter Selier
Johan Teske – Ronald van Wattum – Rick Bink – Koos Siera
Ruud Boot – Paul Kerkhof – Eric van Doeselaar
Fred Kanbier – Rob Bink – Arjan Wilting


Opa Herman Duffels
Binnen de Bink-familie wordt er al generaties gevoetbald. Opa Herman Duffels, de vader van moeder Sjaan, stond op doel bij LFC. Een prima keeper, die geselecteerd werd voor het Nederlands Amateur Elftal. Hij koos voor een belangrijke wedstrijd van de Kanaries, zegde af en werd niet meer opgeroepen. ‘Een bijzondere vogel, opa Duffels,’ weet Rick. ‘LFC was al kampioen en Lugdunum zou bij verlies degraderen. In die wedstrijd liet hij met opzet een bal doorgaan. Wat waren die LFC’ers kwaad, ik geloof dat opa niet meer werd opgesteld.’

Joop Selier is de schoonzoon van Herman Duffels. En Peter Selier is de zoon van Joop. Begrijp je het nog? Okay. Kleine wereld. Mike, de zoon van Rob, ging van Voorschoten ’97 over naar vv Leiden. Dat gebeurde na een 7 tegen 7 toernooi. ‘Hij nam zijn hele elftal mee,’ glundert vader Rob. ‘Jullie collega verslaggever Arie Koeman kon goed voetballen, ook laatste man,’ aldus Rick. ‘Hij had de pech dat ik voor hem was, dus belandde hij in het tweede. Arie stapte over naar Noordwijk, hij deed het daar goed.’ Het mooiste doelpunt van Rob? Rick raakt in extase: ‘Ik kom op, speel de bal naar Ruud Boot, hij schiet de bal als een kanonskogel voorlangs en Rob kopt vallend minstens even hard binnen. Een werelddoelpunt, te vergelijken met de goal van Robin van Persie, het Nederlands Elftal tegen Spanje (5-1). Een flying header.’


Sem en ik staan in de gang, hebben al afscheid genomen en horen: ‘Dag, ouwe Lobbes; dag, dikke Goedzak; dag, luie donders.’ Is dat voor ons bedoeld? We kijken elkaar vragend en verbijsterd aan, rennen naar binnen en zien hoe Rob poes Baco door zijn dikke vacht kroelt. Hij merkt ons niet op en vraagt: ‘Hoe liggen de vrouwtjes in Amsterdam?’ Waarop Baco prompt op zijn rug gaat liggen. Sem en ik maken ons uit de voeten. Wat een middag! In de stad speelt het Carillon van het Stadhuis Sjtsje me vmerla Oekrajiny (‘Nog niet vergaan is Oekraïne), het volkslied van het land dat door een hel gaat. We zijn terug in een verschrikkelijke werkelijkheid.

Foto’s: Collectie Fred, Rick en Rob Bink, Archief LeidenAmateurVoetbal, Dick Barneveld
Actuele foto’s: Sem Nazloomian
Eindredactie: Hennie Kanbier
