Oude Clubheld: Gé van den Hoed (1948-2022)
‘Winst of verlies, het maakte niets uit bij VNA, het was altijd polonaise na de wedstrijd, net een bruiloft’
Gé van den Hoed, ‘wereldberoemd’ in Leiden, is ons ontvallen. Een aderlating voor de Sleutelstad. De ene helft van de stad kent hem als de sympathieke bode van het Stadhuis, de andere helft bestaat uit voetballiefhebbers, clubbestuurders, leden en aanhang van talloze voetbalverenigingen en VNA in het bijzonder. Een 100% benaderende naamsbekendheid. Decennialang leidde Gé de in 1946 door nota bene twee UVS-ers opgerichte voetbalclub VNA (‘Voetbal Na Arbeid’).
Enkele weken geleden is deze ‘kleine grote man’ overleden. Veel te vroeg verwisselde Gé het tijdelijke voor het eeuwige. LeidenAmateurVoetbal op bezoek bij Wilma van den Hoed, de weduwe van Gé. De zonen René en Emiel schuiven ook aan. Buren komen spontaan binnenvallen en rouwen mee met het aangeslagen gezin.
De Leidse voetbalwereld heeft een aantal niet weg te denken voorzitters aan het roer gehad. Markante kapiteins. Persoonlijkheden als onder meer Piet Biegstraten (DoCoS), Phil Verstraaten (Lugdunum), Dick Barnhoorn (De Sleutels/GHC), Ton van Zijp, Ed Immink (vv Leiden), Piet Kruit en Bart van Leeuwen (UVS). In dit rijtje illustere namen mag die van Gé van den Hoed niet ontbreken, hij past naadloos bij deze voetbalambassadeurs. Wilma, die vele jaren jonger oogt dan in haar paspoort vermeld staat, is blij met al die aandacht voor haar ‘eerste vriendje’.
Dat verdient hij, zal zij de komende uren nog menigmaal zeggen. Een warme man, een lief mens. ‘Hij leefde voor zijn gezin en voor zijn cluppie VNA,’ vertelt zij. ‘Hoe geliefd hij was bleek uit de enorme belangstelling bij de crematie. Ook uit de vele persoonlijke condoleances, de bloemen en stapels kaarten met zeer persoonlijke herinneringen.’ Deze middag wisselen een lach en een traan elkaar af. Wilma, René en Emiel willen direct al een karaktereigenschap extra benadrukken: ‘Gé kon niet tegen onrecht. Wanneer hij merkte dat daar sprake van was, sprong hij tussenbeide en nam het op voor de persoon die klem werd gezet. Leidinggevende of geen leidinggevende, het maakte hem niet uit. Onrecht is onrecht. Op dat gebied was hij een vechter, met het hart op de juiste plaats.’
Echte Leienaars
Om dan te vertellen dat ze samen zoals veel Leienaars graag een rondje stad maakten, naar de markt gingen om bij tearoom Snijers te genieten van koffie met gebak, naar het voorbijlopende publiek te kijken, te zwaaien naar kennissen en vaak ook een praatje te maken.’ Er wordt gegrinnikt: ‘Er waren mensen die pa aanklampten, vertelden dat hij hen had getrouwd en daar mooie herinneringen aan bewaarden.’
Wilma: ‘Dan wandelden we verder en zei Gé: ‘Ik ken die mensen niet.’ Maar zij jou wel.’ Als bode op het stadhuis assisteerde Van den Hoed de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij het voltrekken van huwelijken. Daar komt heel veel bij kijken. Ook was Gé altijd ‘zichtbaar’ bij bezoeken van hoge gasten, zorgde hij voor de hapjes en snapjes bij presentaties in de Burgerzaal en voorzag hij burgemeester en wethouders, commissie- en raadsleden tijdens vergaderingen van koffie/thee. ‘Bij al die gelegenheden droeg Gé altijd een stropdas,’ vertelt Wilma. ‘Hij vond dat dat bij zijn functie als bode hoorde; hij ging ook altijd in pak gekleed. Dat viel iedereen op.’
Eerste liefde
De week van Gé was dichtgetimmerd met bezigheden voor VNA. Wilma wist wat de club voor Gé betekende, ze gaf hem alle ruimte. ‘Met hart en ziel zette hij zich voor VNA in,’ vertelt Wilma. ‘Dat begon al op maandag. Die avond werd er vergaderd en het weekend doorgenomen. Ook werd de kas opgemaakt en de bestellingen opgegeven. Dinsdag- en donderdagavond volgde Gé de trainingen, sprak samen met het bestuur met de trainers en spelers. Er werden soms plooien gladgestreken, daar was hij een hele meneer in.’
De voorzitter hield niet van onmin, dat moest meteen uitgesproken worden. Dat zou je de sociale kant van hem kunnen noemen: op een prettige manier met iedereen proberen om te gaan. ‘Klopt,’ bevestigt Wilma, ‘dat werd in zijn werk eveneens zeer gewaardeerd.’ Op vrijdag werden de voorbereidingen voor het weekend getroffen. Is er voldoende frisdrank en bier, genoeg chips, patat, frikandellen, wisselgeld voor de kassa en de jukebox? Gé zorgde daar allemaal voor.
Het weekend stond in het teken van de wedstrijden. ‘Op zondag waren wij altijd op het veld, pa, ma, Emiel en ik,’ weet René. ‘de hele dag speelden wij daar. Heerlijk ravotten buiten.’ Emiel: ‘Tussendoor liepen we de kantine in voor een flesje of chips. Nou dat kregen wij dikwijls wel tegelijk van drie kanten aangeboden.’ Wilma: ‘Gé was dan ook in pak, met stropdas.’ Dan onthult ze, dat Gé haar eerste en enige liefde is geweest. Nee, ik ben nooit met andere jongens uit geweest. Toen ik Gé zag was het meteen PAF, hém wil ik hebben!
Gé heeft wel andere meisjes gehad. Wij kwamen ze later nog weleens tegen en praatten ook met elkaar.’ Hoe heb je Gé leren kennen? ‘Dat was in het Volkshuis aan de Apothekersdijk. Daar werden dansavondjes georganiseerd. Op een keer zorgde een populair bandje, Danny & The Flying Arrows voor de muziek. Indorock. Daarin speelde een neefje van mij. Wij hielden alle twee van die gitaarmuziek en vonden die danspasjes zo leuk. Zo’n avond duurde van acht tot een uur of elf. Ik herinner me nog dat ik stipt elf uur thuis moest zijn, geen minuut later. Een heel verschil met deze tijd. Nu begint het pas tegen twaalf uur.’
Wilma en Gé vormden een onlosmakelijke eenheid, of zoals Wilma het zegt: ‘Waar je Gé zag, zag je mij, en waar je mij zag, zag je Gé. We kennen elkaar 57 jaar en zijn 53 jaar getrouwd.’ Een Zwanenhuwelijk. ‘Koffie?’ Al lopend naar de keuken kan ik noteren: ‘We waren een open boek voor elkaar, wisten alles van elkaar. Weet je wat Gé niet prettig vond? Wanneer je ergens te laat kwam, hij was een mannetje van de tijd.’
Ze knikt instemmend wanneer ik opmerk dat clubmensen als Gé zich alleen zo kunnen inzetten wanneer het thuisfront – zeg maar: moeder de vrouw – daar achter staat.
Meidenvoetbal
Onderling is het dikke mik bij de Van den Hoedjes, ze vormen een hecht en warm gezin. Dat is nog steviger geworden met de twee schoondochters, die als zorgmedewerkers helden zijn, en de vier kleinkinderen. René en Emiel hebben elk twee meiden. ‘Meiden,’ zegt Wilma lachend, ‘de jongens hebben zeker hun sokken aangehouden in bed. Met sokken aan krijg je gegarandeerd altijd meiden.’ Een echte Leidse uitdrukking. Meiden, dames. Dat brengt het gesprek automatisch op vrouwenvoetbal.
Er gaat een diepe zucht door de kamer. ‘Vrouwenvoetbal is een tijdelijke tak bij VNA geweest,’ weet Emiel, chefkok van ‘Tante Bet’, een eerste klas restaurant in Voorschoten. ‘Het is een tijdje een hype geweest, VNA deed mee. Mijn vader vond het niks, maar ja, er kwamen volop aanmeldingen. Voetballende dames bij VNA is een tijdelijke aangelegenheid geweest.’ Waarom paste vrouwenvoetbal niet bij VNA? Emiel: ‘Hun beleving van voetbal is zo anders dan bij mannen. Mijn vader stond er naar te kijken, schudde zijn hoofd en ging snel naar de kantine. Mannen kunnen schreeuwen, maar vrouwen zijn erger. Wanneer mannen in het veld een akkefietje hebben, wordt dat na de wedstrijden afgeklonken met een biertje. Vrouwen zijn stijfkoppiger, onderling ook. Pa had een prima dag toen het vrouwenvoetbal stopte.’
Naar Merle en Britt, zijn twee voetballende kleindochters, ging Gé wel trouw elke week kijken. ‘Maar dat ligt weer anders,’ zeggen René en Emiel met een lach. Wanneer het echtpaar ergens naar toe ging, werd het als volgt begroet: Hallo Gé en goede avond mevrouw Van den Hoed. Ergens een stukje eten? Goede avond, Gé en mevrouw Van den Hoed. Dat gebeurde zelfs nog geregeld bij VNA en later bij FC Boshuizen. Nooit Gé en Wilma, gek eigenlijk. Wilma die ook actief in de keuken van VNA was, heeft nog een anekdote: ‘Onze tosti’s waren zo verrukkelijk, per tafel werden ze per vier of acht besteld. Roept er iemand: ‘Mevrouw Van den Hoed, acht tosti’s, maar graag zonder brood’. Dat is toch gillen.’
Gezelligheid en kameraadschap
Specialiteit van Wilma: biertjes, tappies met twee vingers schuim. ‘Er zit een man aan de bar, hij bestelt een biertje, leegt die meteen in het spoelbak en bestelt er meteen nog een. Zelfde laken een pak. Bij het derde biertje ook. Ik stond versteld en vroeg waarom hij dat deed. Weet je wat hij zei? ‘De eerste drie biertjes smaken mij nooit. Niet te geloven.’
René, werkvoorbereider bij de bekende liften-onderneming KONE, doet ook een duit in het zakje: ‘Er loopt een speler, ik zal geen namen noemen, te zeuren, te zeiken en te zaniken: ‘Trainer, ik voel me kloten’. Antwoordt de trainer, Per Crispijn: ‘Dan moet jij je klauwen uit je zak halen, klojo.’ De naam is gevallen, Per Crispijn, bijgenaamd Per Plezier. Wilma aan het woord: ‘Per is een schat van een man, hij was ook bij de crematie, helemaal ontdaan. Hij bleef bij de kist staan en maakte een diepe buiging. Een heel emotioneel moment, ik zal het nooit vergeten.’
Reden om de ‘gepensioneerde coach’ even te bellen: ‘Ik heb zeven jaar bij VNA training gegeven. Fantastische jaren waren dat. Dat kwam vooral door Gé van den Hoed, een klasseman met wie ik een geweldige klik had. Altijd feest bij VNA.’ Een paar voorbeelden van dat feesten? ‘Sinterklaas bij VNA. Jij kreeg een lootje waarop stond wat je moest meenemen als verrassing. De een moest een koelkast meenemen, een ander een bankstel. Ik had een ‘stripteasedanseres’ op mijn lootje staan. Ik heb het geweten, ze kostte me 250 gulden voor twee-en-een-halve minuut. Maar het dak ging eraf.’
Na een training gingen Per en spelers het veld besproeien, daarna een kaartje leggen. ‘Het werd beregezellig, we vergaten de tijd, het werd al ochtend en de kraan spoot als de brandweer. Het veld stond blank. Wijnand Rijsdam kwam ’s morgens het veld keuren, bij ons moesten alle wedstrijden afgelast worden, het veld was onbespeelbaar.’
De goedlachse Per roemt de sfeer, gezelligheid en gemoedelijkheid bij VNA. Kameraadschap ook: Had iemand een ander huisje? Moest er gestuct worden, een leidinkie aangelegd? Dat deed je voor elkaar. Wanneer er gevraagd werd: ‘Wat krijg je van mij’?, kreeg je als antwoord: ‘Ik hoor je niet. Geef me nog maar een biertje’? Zo was het ook bij UDWS en FC Boshuizen.’
Bij die clubs stond Crispijn ook zeven jaar voor de groep. Er gaat nog een praatje bij VNA: Een gelouterde speler, een vaste kracht, gaat het veld in en hem wordt toegeroepen: ‘Speel jij nou eens zoals je nog nooit gespeeld hebt, speel goed.’ Dat gaf toch een partij consternatie! Wie dat riep en tegen wie moet nog eens uitgezocht worden.
Een groot talent? Uhh, ik dacht het niet
Op het lijstje van Wilma en haar zonen René en Emiel staan nog wat puntjes die best de aandacht mogen krijgen. Dat kan, in dit eerbetoon mogen (moeten) zoveel mogelijk facetten van Gé benoemd worden. ‘Onrust, nee ik zou het geen onrust willen noemen, eerder uithuizigheid,’ vindt Wilma. ‘Hij kon niet stil zitten. Het was wennen voor hem, de overgang van de bouw naar het stadhuis. Tot een paar dagen voor zijn dood ging hij er nog op uit met de geleende scootmobiel. Dan nam hij het rit aan.’
Wat mensen ook nog moeten weten is dat Wilma en Gé samen aan hun conditie werkten bij Sportschool Ramdas. Dat hoopt Wilma weer snel op te pakken. Ja, dan de liefde voor Feyenoord en Ajax binnen de familie. ‘Dat gaf weleens spanningen,’ zegt Emiel met een glimlach. ‘Wanneer een van de twee verliest, wordt er naar elkaar geappt en gevraagd of de uitslagen al bekend zijn. Haha.’ Ook dat is humor.
Kon Gé aardig voetballen? Een vraag die met enige voorzichtigheid wordt gesteld. Het is even stil, tien seconden duren dan opeens lang. Het antwoord wordt aan René overgelaten: ‘Om nu te zeggen dat mijn vader een groot talent voor het spelletje had, uhh, ik dacht het niet. Daar staat tegenover dat hij een sfeermaker was, binnen en buiten het veld. Pa zou een goede trainer zijn geworden, hij leerde anderen beter voetballen.’
Dan blijkt dat de VNA-voorman tot zijn vijftigste heeft gevoetbald, op het laatst bij de veteranen. Ook werd hij geregeld gevraagd bij bijzondere evenementen de kicksen aan te trekken, bijvoorbeeld wanneer voetbalvoorzitters binnen de lijnen kwamen tegen een jubilerende club, of tegen sponsors. Daar was hij altijd voor te porren. Bovenal bleef hij altijd een heer, de voorzitter. Al had een scheidsrechter nog zo slecht gefloten, Gé bedankte hem altijd voor zijn komst, bood hem na de wedstrijd koffie met een broodje kroket aan en wenste hem wel thuis. ‘Zo was hij, zo hoort het,’ knikken de beide zonen.
Er liggen talrijke kaarten, vol medeleven, herinneringen en anekdotes, die Wilma nog moet openmaken en lezen. Daar ziet ze erg tegenop. ‘Het is allemaal nog zo vers, ik blijf maar vol schieten, het lijkt wel of daar geen einde aan komt.’ Ze pakt een boek en vertelt: ‘We waren boodschappen aan het doen, Gé en ik, hier aan het Bevrijdingsplein. Komen wij meneer Piet Kruit tegen, je weet wel, jarenlang voorzitter van UVS. Hij zegt veel waardering te hebben voor wat Gé allemaal voor VNA en het Leidse voetbal heeft gedaan. ‘Jij krijgt van mij een prachtig boek, ik kom het van de week brengen’.
Een paar dagen staat hij voor de deur om het boek ‘Een eeuw lang… Uit Vriendschap Saâm’ te brengen. Later lazen wij wat hij daarin had geschreven. Kijk maar: ‘Aan Gé van den Hoed, met respect en waardering voor het vele werk bij je club en de voetbalsport in Leiden. Piet Kruit, voorzitter van UVS.’ Op zoiets, en zeker van zo’n iemand als de heer Piet Kruit, kon Gé trots zijn. Hij is er niet van naast zijn schoenen gaan lopen. Gé bleef bescheiden.’
Foto’s: Collectie Gé, René en Emiel van den Hoed, e.a.
Actuele foto’s: René en Emiel van den Hoed