Column: ‘Scheids, het is tijd’
Hoe vaak dit niet geroepen wordt van de tribune of vanuit de dug-out is op de vingers van beide handen niet meer te tellen. Zodra een klok op het scorebord negentig minuten aangeeft wordt er door staf en supporters van de ploeg die op winst staat zenuwachtig op het horloge gekeken en attendeert menigeen van hen de scheidsrechter er op dat hij maar moet affluiten. Aan de andere kant wordt er juist gevraagd om vooral ruimschoots blessuretijd bij te tellen en het einde van de wedstrijd vooral zo lang mogelijk uit te stellen.
Het bijtellen van tijd levert na afloop in de bestuurskamer regelmatig wat vragen op vooral als er in de extra tijd nog gescoord wordt. De meest gestelde vraag is waar ik ‘al die extra tijd’ vandaan haal.
De wijziging in de regel betreffende de toegevoegde tijd bevalt mij heel goed. Voorheen stond ik er al om bekend ‘blessuretijd’ ruimschoots bij te tellen. De websites van de teams die ik moest fluiten gaven meer dan eens aan dat ‘het een latertje’ zou worden. Mijn goede vriend Ron Langhout, zelf in de regio gedurende vele jaren actief als trainer, die mij vaak vergezelde hoorde op de tribune toeschouwers rond de laatste minuten van de wedstrijd vaak zeggen dat het bijna tijd was en dat ik wel snel zou affluiten. Meerdere malen sprak hij deze supporters dan gniffelend toe dat ze nog maar even rustig achterover moesten gaan zitten omdat het nog wel even zou duren voor ik af zou fluiten.
Waar in het verleden in de regel gesproken werd over bijtellen van blessuretijd heeft de regel het nu over het bijtellen van extra tijd. Daarbij is expliciet vastgelegd dat verloren gegane tijd voor voor blessurebehandelingen, spelerswisselingen, het vieren van een doelpunt en het op andere manieren vertragen van spelhervattingen moet worden bijgeteld.
Gebleken is dat de behandeling van een, al dan niet gesimuleerde, blessure al snel een kleine twee minuten kost. Het duurt even voor de verzorger ter plaatse is. Die komt vaak in een sukkeldrafje en, afhankelijk van de score, ook wel wandelend. Een blessure mag niet op het veld worden behandeld maar die regel is kennelijk bij de medische tak van voetballend Nederland nog niet aangekomen want al voor ze geknield zitten hebben ze de spuitbus of de spons met wonderwater (karafje Lourdeswater?) al in de hand. Dan kan je meerdere malen zeggen dat hij de behandeling buiten het veld moet doen maar blijkt de verzorger ook vaak Oost-Indisch doof te zijn. Kortom het duurt even voor de speler, bij voorkeur over de verste welgelegen zij-of achterlijn, buiten het veld staat. Wonderbaarlijk is ook dat genezing kennelijk op of bij de lijn plaats vindt want eenmaal buiten het veld kan de tot voor kort zwaar geblesseerde speler plotsklaps weer rennen en sprinten als een jonge god.
Spelerswisselingen kosten ook de nodige tijd. Vaak vinden de drie toegestane wisselmomenten per team plaats in de tweede helft. Met een beetje pech moet je als scheidsrechter de wedstrijd dus zes keer onderbreken. Ook zo’n moment kost al snel meer dan een minuut, vaak zelfs twee. De regels dat de uitgewisselde speler het veld bij de dichtstbij liggende zij-of achterlijn dient te verlaten is kennelijk bij niemand in het geheugen opgeslagen. Afhankelijk van de stand bepaalt de te vervangen speler zijn tactiek; reageer ik verbaasd (wat, wie……word ik gewisseld), stap ik zo snel mogelijk het veld af (bij achterstand) of beweeg ik mij in looppas richting de middellijn en ga ik halverwege over in stapvoets naar de zijlijn lopen.
Ook het vieren van een doelpunt is een uitgelezen mogelijkheid om de boel ‘op te houden’. Om te beginnen vieren we een doelpunt het liefst bij een cornervlag, laten we alle veldspelers de goalgetter daar uitgebreid feliciteren om daarna stapvoets terug te lopen naar onze eigen helft. Bij het teruglopen moet vooral niet vergeten worden dat minimaal een maar als het kan twee of drie spelers door de middencirkel teruglopen. De bij de aftrap klaarstaande tegenstander en de scheidsrechter wachten daar gewoon maar even tot wij op onze posities aangekomen zijn. Het zal u misschien verbazen maar ik heb onlangs gekeken wat het vieren van een doelpunt aan tijd vergt. Bij de meting van drie doelpunten kwam ik uit op een gemiddelde van ruim twee minuten.
En dan de talloze spel vertragende handelingen. Tijd nemen voor een inworp, op het laatste moment een medespeler een vrije trap of corner laten nemen, treuzelen bij het nemen van een doeltrap of als keeper alle tijd nemen de bal weer in het spel te brengen.
Vooral doelverdedigers zijn hier een meester in en hebben het spel vertragen tot kunst verheven. Het pakt vaak goed uit maar kan je ook de kop kosten. Enkele jaren geleden kostte het tijdrekken van André Onana in de wedstrijd tegen de Spurs een finaleplaats. In de vijfde minuut van de extra tijd werd Onana ‘beloond’ voor zijn tijdrekken.
Doeltrappen kosten veel tijd. Het ophalen van de bal gebeurt in wandeltempo, waarna veelal een plekje gekozen zo ver mogelijk weg wordt gekozen om deze weer in het spel te brengen. Dat gebeurt dan pas na uitvoerig overleg met een of twee verdedigers die in het strafschopgebied staan. Soms wordt er voor gekozen om een verdediger de doeltrap te laten nemen. Hij krijgt dan de bal toegeworpen of gerold. Voor de scheidsrechter is dat een ‘let op’ moment want als de keeper een klaarliggende bal naar zijn medespelers trapt is deze dus ‘in het spel.’ Een aanvaller mag dan proberen de bal te spelen en het met de handen pakken door de verdediger is dan hands en dus een strafschop.
Een andere vorm van tijd vertragen steekt de laatste tijd de kop op. Wanneer de keeper een makkelijke vangbal heeft laat deze zich soms overdreven vallen op het veld om daar rustig de tijd te nemen om zich heen te kijken. Het mankeert er nog maar aan dat hij nog even vrolijk naar familie en/of vrienden zwaait. Vervolgens staat hij op en wandelt hij het halve strafschopgebied door voordat hij de bal weer in het spel brengt. Om dit tegen te gaan zou ik de haast vergeten ‘zes seconden’ regel toe kunnen passen. Ik waarschuw hem eenmaal en daarna geef ik een vrije trap. Dat kost ook weer tijd voor die indirecte vrije trap in de ‘zestien’ genomen is. Dus tel ik ook tijd bij.
Als we dit alles nu eens in perspectief zetten en uitgaan van een wedstrijd met in de tweede helft twee blessurebehandelingen, vier wisselmomenten en twee doelpunten. Dan zou de extra tijd in het uiterste geval rond de tien minuten kunnen bedragen.
Om te voorkomen dat de verlichting aan moet bij mijn wedstrijden hanteer ik het principe om per blessurebehandeling, per wisselmoment en per doelpunt minimaal een minuut tijd bij te tellen. Wanneer deze handelingen langer duren (ernstige blessure of trage wissel) komt er een minuut bij. Wanneer ik merk dat bij spelhervattingen (inworp, vrije trap, doeltrap, corner, wegtrappen of meenemen van de bal) getreuzeld wordt komen daar weer een of twee minuten bij.
U ziet het. Zelfs als er geen gekke dingen gebeuren zit je als scheidsrechter al snel minimaal aan een minuut of zes extra tijd. En hoewel mijn kameraad Ron Langhout niet meer zo vaak bij mij op de tribune zit adviseer ik alle toeschouwers om als de klok negentig minuten aangeeft inderdaad nog even lekker achterover te gaan zitten. Het kan wel eens een latertje worden.