Een issue dat steeds actueler wordt, is de toename van het wangedrag van supporters. Niet geheel terecht richt zich de aandacht vooral op het ‘uitpubliek’, supporters van de bezoekende partij. Veel van het wangedrag vindt namelijk plaats onder de eigen supporters getuige een aantal incidenten in het laatste jaar. Ontevreden supporters bestormden het veld, wierpen voorwerpen naar tegenstanders, staken vuurwerk af of gooiden dit op het veld en ook het zogenaamde ‘vreugdebier gooien’ is helaas ook nog steeds een terugkerend probleem.
Het lijkt er op dat het daarom makkelijker is om de pijlen te richten op het (wan)gedrag van het zogenaamde ‘uitpubliek.’ De vraag hoe daar tegen opgetreden moet worden, is steeds vaker onderwerp van gesprek.
In het verleden hebben verschillende supportersgroepen een slechte naam opgebouwd. Sommige ‘harde kernen’ boezemen nog steeds angst in wanneer zij met hun club uitwedstrijden spelen en de vrees voor het toebrengen van schade zowel binnen als buiten het stadion en (dreigende) confrontaties van supportersgroepen is nog steeds actueel. Het kost de maatschappij en de clubs niet alleen veel geld maar er wordt iedere week ook veel gevraagd van de toch al enorm onderbezette capaciteit bij de politie.
In een enkel geval verbiedt de plaatselijke burgemeester uitpubliek bij risicowedstrijden. Zo worden fans van Ajax en Feyenoord al enkele seizoenen geweerd bij uitwedstrijden wanneer hun clubs tegen elkaar spelen. Maar er zijn nog veel meer clashes waarbij de hoogste staat van paraatheid wordt afgekondigd en waarbij de afgelopen jaren veel schade werd toegebracht of confrontaties tussen supporters plaatsvonden. Voorbeelden daarvan zijn wedstrijden tussen NEC en Vitesse of de IJsselderby’s tussen Go Ahead en PEC Zwolle, de noordelijke derby’s tussen Heerenveen en Cambuur of, op een niveau lager, de clashes tussen Willem II en NAC.
Het (incidenteel) weren van supporters van de bezoekende vereniging heeft zijn intrede inmiddels ook in de top van het ‘amateurvoetbal’ gedaan, voor zover er in de 2e en 3e divisie tenminste nog gesproken kan worden van amateurvoetbal. In het verleden heeft de aanhang van een aantal (gerenommeerde) clubs uit de top van de amateurs zich niet altijd van haar beste kant laten zien. Deels werd dit ingegeven door rivaliteit tussen clubs uit hetzelfde dorp, deels omdat de clubs uit bepaalde dorpen (veelal zaterdagbolwerken) van oudsher ‘natuurlijke’ rivalen zijn. Twee dorpen die er daarbij ‘uitspringen’ zijn Katwijk en Bunschoten-Spakenburg.
Van jongs af aan opgegroeid in Katwijk werd ik regelmatig geconfronteerd met de afkeer van ‘die ander club.’ Dat ging in sommige gevallen heel ver; in sommige gezinnen die de oranje-zwarten uit Katwijk Noord aanhangen werd omgang iedereen die de kleuren blauw en wit door de aderen had lopen hardnekkig vermeden. Ook tijdens mijn periode als speler van Katwijk werd de naam Quick-Boys bij voorkeur niet uitgesproken maar men heeft het over ‘Die uit Zuid.’ En zo zijn er ook Katwijkers die bij het uithangen van de vlag op feestdagen categorisch weigeren om samen met de nationale driekleur een oranje wimpel uit te hangen of die in het Oranjegezinde Katwijk op Koningsdag (destijds Koninginnedag) hardnekkig weigerden oranje schmink of kleding te dragen. Overstappen van de ene naar de andere club was niet aan de orde, dat was in die tijd een doodzonde.
Een aantal seizoenen kwamen beide Katwijkse ploegen niet op hetzelfde niveau uit. Toen dit na een paar jaar eindelijk wel het geval was keek iedere Katwijkse voetballiefhebber weer uit naar de lokale derby’s. Dat was helaas van korte duur want door ongeregeldheden in het verleden zijn supporters van de ‘uitclub’ op last van de burgemeester bij wedstrijden tussen Katwijk en Quick-Boys niet welkom.
Dezelfde animositeit komt voor in Bunschoten-Spakenburg waar de clubnamen van Spakenburg (blauwen) en IJsselmeervogels (rooien) door aanhangers van de andere club niet worden uitgesproken. Men spreekt louter over blauwen en rooien en dan ook nog met veel minachting, zo bleek uit de opmerking van een oud-collega, fanatiek aanhanger van de Vogels (rooien) die beweerde dat blauw geen kleur was maar een ‘toestand.’ Om maar aan te geven hoe diep het zit.
‘Uitpubliek’ is daar bij onderlinge ontmoetingen overigens nog wel welkom, zij het dat de supportersgroepen strikt gescheiden worden om confrontaties te voorkomen. Hoewel de term ‘uitpubliek’ nogal vreemd overkomt omdat de complexen aan elkaar grenzen en de ingangen hooguit 50 meter van elkaar verwijderd zijn. Bij derby’s tussen beide ploegen is het gewoonte dat het ‘uitpubliek’ in de rust en na afloop van de wedstrijd massaal naar het eigen complex trekt omdat men de andere club nog geen euro voor een kop koffie, een broodje of een biertje gunt.
Zoals gezegd worden hier en daar incidenteel ‘uitsupporters’ bij risicowedstrijden niet toegestaan. Onlangs verwoordde Kees van Wonderen dat dit wat hem betreft niet ver genoeg ging. Na afloop van een thuiswedstrijd van Heerenveen vroeg hij zich, naar aanleiding van het wangedrag van de uitsupporters, openlijk af of het, gelet op het landelijk toegenomen aanhoudende en steeds vaker voorkomende wangedrag nog wel ‘van deze tijd was’ om uitpubliek bij wedstrijden toe te staan. Door zijn opmerking laaide de discussie bij clubs, op de tribune en bij actualiteitenprogramma’s weer op.
Het verbieden van ‘uitpubliek’ heeft sportieve consequenties. Zowel in het ‘betaald voetbal’ als bij de amateurs heeft het ontbreken van ‘uitsupporters’ onherroepelijk invloed op de sfeer in het stadion of rond de amateurvelden. De bezoekende ploegen weten zich tijdens die wedstrijden niet gesteund door de ‘eigen aanhang’ en worden louter geconfronteerd met publiek wat zich verbaal ‘tegen hen keert.’ Bij de laatste derby’s tussen Katwijk en Quick-Boys beperkte zich dat overigens niet alleen tot verbale tegenstand maar vonden er ook fysieke confrontaties met zogenaamde supporters van de thuisclub plaats.
Maar bovenal wordt de echte clubman en voetballiefhebber bij een verbod op het bijwonen van uitwedstrijden geraakt. Het vooruitzicht dat zij hun geliefde club niet kunnen steunen ontneemt hen de hele beleving rondom een wedstrijd zoals de voorpret, het toeleven naar de wedstrijd, de sfeer op de tribune, de wedstrijdspanning en de euforie of teleurstelling van de wedstrijd.
Ik hoop dat er nooit een verbod op uitsupporters komt. Zelfs niet vanwege de positieve effecten die het teweeg brengt. Bij wedstrijden in het betaald voetbal zal van de burgemeester minder inzet van politie en van de club minder inhuur van ordediensten worden gevraagd. Dit levert zowel de gemeenschap als de club enorme kostenbesparingen op. Daarnaast weet de thuisclub dat eventuele ongeregeldheden en schade binnen het stadion en/of in de omgeving louter door eigen aanhang veroorzaakt zijn en daardoor mogelijk ook beter te verhalen zijn op de daders.
Incidenten als bij Go Ahead-PEC (gesloopte stoeltjes in het uitvak) en NEC-Vitesse (confrontatie tussen supportersgroepen) vorig jaar behoren dan in de toekomst in ieder geval tot het verleden.
En enige weken geleden stelde Quick Boys de thuisgebleven supporters in de gelegenheid de Katwijkse derby te volgen. Op het normaal gesproken veel rustigere thuiscomplex stond het die zaterdag zwart (of moet ik zeggen blauw) van de mensen. Het weer van die dag en het verloop van de wedstrijd op ‘De Krom’ werkten mee voor zodat de sfeer in en rond de het clubhuis opperbest was. Frappant was natuurlijk het feit dat Quick-Boys won door een doelpunt van oud Katwijk speler Levi van Duin, wiens vader, oud Katwijk keeper Hugo van Duin bij ‘die andere club’ als assistent trainer op de bank zat.
Natuurlijk werd na afloop van de wedstrijd de overwinning van de blauw-witten dan ook uitbundig gevierd. Dat deze bijeenkomst zowel tijdens als na de wedstrijd gepaard ging met de nodige hapjes en drankjes was vanzelfsprekend. Een ‘uitverbod’ leverde Quick-Boys dus een onverwachte en welkome extra omzet van een paar duizend euro op.
En zo heeft elk nadeel ook zijn voordeel ………….