Oude clubheld: Jan Lovink
Ron de Roode, Bob van Bohemen, Peter Kruit, Marcel Valk, Marco van Alphen, Peter van der Heijden, Glenn Helder, Jeffrey van As, Abdou Harroui. Wat hebben deze grote namen met elkaar gemeen? Ze speelden betaald voetbal, dat klopt. Harroui zelfs op het moment van schrijven bij Sparta en Jong Oranje. Wat nog meer? Aan de wieg van hun voetbalcarrière stond een en dezelfde man, Jan Lovink. Bij rkvv Meerburg behaalde de frêle middenvelder enkele zwaarbevochten kampioenschappen, gaf er training, verhuisde naar LV Roodenburg waar hij bijna een compleet elftal talenten klaarstoomde voor de top van het betaalde voetbal in Nederland.
Anderen behaalden de top van het Nederlandse amateurvoetbal. Jan Lovink (1949) deed meer voor en bij Meerburg en Roodenburg. Hij ontwikkelde en publiceerde ook het 1ste pupillenprogramma. De bebrilde Leiderdorper geeft voor het eerst antwoord op de vraag wat hij in zijn militaire diensttijd voor geheimzinnigs deed in de met 8 meter beton ingepakte bunker van waaruit Rijkscommissaris Seiss-Inquart in de Tweede Wereldoorlog bezet Nederland met ijzeren vuist regeerde. Dierenvrienden: waarom kreeg de tortelduif vandaag niet zijn portie zangzaadkorrels?
Niks RCL: Meerburg!
Van zijn ouders mocht Jan Lovink geen lid worden van de plaatselijke voetbalvereniging RCL. De reden: de club had een dominee als voorzitter. Als rooms-katholiek klopte de match met een protestantse vereniging niet. Tot ongenoegen van Jan. Via het keukenraam in de Acacialaan waar hij toen woonde, had hij zicht op het RCL-veld. Dus niet met vijf stevige stappen onder de RCL-poort door en ballen maar. Het werd rkvv Meerburg; dat was niet – zoals RCL – naast de deur. Een behoorlijk eind fietsen voor een jochie. Jan Pelk, keeper van het vlaggenschip en vrijwilliger schreef hem in als lid.
,,Achteraf een goede beslissing om me bij Meerburg aan te sluiten”, zegt Jan nu. ,,Dat kwam door de uitstekende jeugdleiders in die tijd. Piet van der Geer, Cor Janmaat, Piet Kroon. Ze waren niet alleen in actie voor Meerburg, ze waren ook actief als docent bij jeugdleiderscursussen van de Leidse voetbalbond. Van der Geer gaf de scheidsrechtercursus, Janmaat de EHBO-cursus en Kroon was bestuurslid van de Nederlandse Katholieke Sportfederatie. Ik was erg onder de indruk van hen. Kroon was mijn elftalleider en trainer en een soort van mentor van wie ik veel heb opgestoken. Wat? Sociale omgang, discipline, trainingsaanpak. Zijn overlijden onlangs op 88-jarige leeftijd heeft mij wat gedaan.”
Vlinder vlugge Lovink fladderde bij het zwarte-witte Meerburg door de linies, hij zigzagde tegenstanders kierewiet, vermaakte het schaarse publiek met oogstrelende passjes en behaalde menig kampioenschap. Hij had inzicht en vooral veel plezier in het spelletje; die combinatie maakte hem geschikt om leider/trainer te worden. Dat had het bestuur goed gezien. Op de toenmalige baggervelden van Meerburg gaf hij training aan wel 30, 40 jongens. In zijn eentje: algehele training, keeperstraining, hersteltraining. De jeugd bleek een ondergeschoven kind bij de Rijndijkers. Een onhoudbare situatie, die tot het stranden van de samenwerking moest leiden. In een uitermate correcte brief liet Lovink weten waarom hij afzwaaide, hij sloot af met adviezen die het clubbestuur ter harte nam.
Hij kan nog lachen bij de herinnering dat de leden van de BB (Burger Bescherming, een niet meer bestaand fenomeen dat in oorlogstijd paraat moest zijn) pief-paf-poef roepend kwamen oefenen in de struiken en door de zompige klei kropen bij het trainingsveld. En dat terwijl er gewoon getraind werd. Trots is Jan dat van de spelers die hij van hun 12e tot 18e trainde en begeleidde er velen later de basis van het 1ste elftal vormden: Loek de Jeu, Paul en Peter van der Heijden, Han Paulides, Han van Zaal, Henk Broerse, Joep Duindam, René Meijer en Peter Romijn.
Huilende vrouwen
Jan doorliep de Engelendaalschool (‘Keurig 2 aan 2 in de rij naar de klas’), waar nu Lidl is gevestigd, zat op de MULO, eerst aan de Vrouwenkerkhof, die later verhuisde naar de Ceciliastraat en die – 2e verhuizing – in de Potgieterlaan werd afgerond, met klasgenoten als tafeltennisgrootheid Bert van der Helm en topschaatser Wim den Elzen, die later scheidsrechter werd. In zijn Roodenburg-tijd na 1974 werden de trainersdiploma’s E (LVB), D (4e klasse) en C (2e klasse) behaald.
Zoals multinationals nu geslaagde economie-, marketing-, verkooptalent en ict’ers staan op te wachten bij universiteiten en hoge scholen, zo was er begin jaren ‘60 dringend behoefte aan politiefunctionarissen en gekwalificeerde MULO-klanten die een ronkende toekomst bij de Belastingdienst dachten op te bouwen. Jan koos, nadat mensen van de belasting thuis op bezoek waren geweest, voor de zekerheid van de Belastingdienst. Eerst als de jongste bediende die mappen moest opbergen (‘Van de ene in de andere la. hahaha’), via cursussen opklom tot adjunct-commies en uiteindelijk op de afdeling Boetes en Inkomstenbelasting (IB) nuttig werk tot volle tevredenheid van zijn superieuren uitvoerde.
De tak van sport die hij bij de belastingen beoefende werd ‘Dossier Huilende Vrouwen’ genoemd. Gescheiden vrouwen kwamen schreiend vertellen dat hun ex weer geen alimentatie had betaald, maar de bedragen wel opvoerde. Dan moest zo’n man bij Jan op het matje komen, werd aangesproken op zijn gedrag én zijn foutief ingevulde belastingformulier. Lovink voerde veel persoonlijke gesprekken. Hij sloeg een brug tussen de inspecteur en de belastingplichtige-met-zorgen. Hij trad op als een mediator, hoewel dat woord en die functie nog niet bestonden; hij wist menig ‘gevalletje’ op een voor beide partijen prettige wijze te regelen. Wanneer Jan op zijn oma’s fiets door de stad rijdt (beladen met tassen vol prijzen voor de klaverjas- en bingowedstrijden) wordt hij nog regelmatig joviaal gegroet. De belastingdienst was zijn 1e en enige werkgever.
Topgeheimen
Terloops laat hij weten onmiddellijk na de diploma-uitreiking aan het werk te zijn gegaan, omdat zijn vader was overleden en moeder uit werken moest. De Bijstandsuitkering bestond nog niet. Pa had bij Melkinrichting De Landbouw zonder pensioenopbouw gewerkt en later als ZZP’ende schilder geen geld voor pensioen opzij gelegd. ,,Ik heb mijn moeder altijd bewonderd, dat begrijp je; ik wilde in het gezin financieel bijdragen”, zegt hij. Glimlachend vertelt hij dat het werk bij de Belastingdienst niet ‘avontuurlijk’ genoemd kon worden.
Lovink is er zeker van dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst hem vooraf gescreend heeft. Eenmaal in militaire dienst wordt hij namelijk gestationeerd in Den Haag in de Alexanderkazerne aan de Van Alkemadelaan. Dagelijks wordt er gereden naar de Julianakazerne. Daar staat een bunker in de vorm van een boerderij met acht meter dikke betonnen muren. Daar kan een bom op afgeworpen worden, zonder dat er enige schade wordt aangericht, laat staan personen dodelijk getroffen. In deze bunker met gangen, nachtverblijven en alle mogelijke voorzieningen doet Jan zijn werk. Wat voor werk? Het vercijferen van codes, ook wel cryptografie genoemd. Versleutelde berichten die alleen ontcijferd kunnen werken als men de beschikking heeft over een toepasbare code. Codes over topgeheimen. Het leesbaar maken van de codes was alleen blind typend mogelijk.
Daarvoor had soldaat Lovink een aparte cursus gevolgd. Slechts enkele mensen hadden toegang tot de bunker. De minister en staatssecretaris van Defensie, de hoogste defensiestaf, verder niemand. Ja, toch nog iemand, Prins Bernhard. Tijdens de Tweede Wereldoorlog huisden Seyss-Inquart en zijn staf in de bunker. Seys-Inquart, een wrede Nazi, was door Hitler benoemd tot Rijkscommissaris van bezet Nederland. Het is de 1ste keer dat Jan vertelt over zijn topgeheime werkzaamheden. Meer wil en mag hij hier niet over vertellen. ,,Ik heb zoveel jaren later nog profijt van die ingewikkelde cursus blind typen, wanneer ik op mijn computer aan het schrijven ben.” Bijna dagelijks zit Jan urenlang voor zijn pc, onder meer voor de wekelijkse Nieuwsbrief van Roodenburg, die hij sinds 2007 stipt elke zondag verzendt aan iedereen van de vereniging en aan mensen die er prijs op stellen van het nieuws van de club uit Noord op de hoogte te blijven.
Superseizoen 1978-1979
Bij Roodenburg is de voetballiefhebber en maatschappelijk betrokken Jan Lovink op zijn plaats. Een vereniging die geworteld is Leiden-Noord, een hechte gemeenschap, met een groeiende schare verschillende culturen. Jan, de verbinder, voorziet een zonnige toekomst met volop mogelijkheden voor de zwart-blauwen. ,,Verbinden, het woord bestond nog niet, maar er was wel verbinding. Tegenwoordig wordt het te pas en voor te onpas gebruikt en er is geen sprake van verbinding.” Tot 1997 is Jan actief als trainer, om vervolgens zitting te nemen in het bestuur als Jeugdcoördinator. In 2002 staat de Jeugdcoördinator weer als trainer op het veld. Neemt teams over waar geen trainer voor is en begint in 2008 samen met Nouri Essaoui met de training van mini F-pupillen.
Het seizoen 1978-1979 is de geschiedenis ingegaan als het meest succesvol. Roodenburg A1 en B1, beide teams getraind door Jan Lovink en Hans Tisseur, hijsen de kampioensvlag. Een gouden lichting met namen als Henry Pouw, Arno Lancel , Bob van Bohemen, Ronald Jansen, Hennie Koet, Hennie van Duuren.
In 1995 komen de kampioenen voor een reünie bijeen. Ze spelen tegen het 1ste van dat jaar. Jan Lovink: ,,Jurgen Kok had een gevarieerd programma samengesteld, die van 12.00 tot ver in de avond duurde. Het werd een dag om niet te vergeten.” Dat kan wel kloppen. Er werd geluncht in het Oude Praethuys, er was een heuse wedstrijdbespreking, inclusief peptalk van Nico Vogelenzang, de wedstrijd, een met bier overgoten napraten in de kantine en een afsluitend koud buffet. Waren de dames er ook bij? ,,Voor hen was er de hele middag wat te doen, dat kun je wel aan Jurgen overlaten.”
Culturen
Wat heeft Jan Lovink gedaan om culturen bij elkaar te brengen? ‘Alles’, zal men zeggen. Hij probeerde Turken, Marokkanen, Surinamers, Afrikanen en de ‘blanke’ Leidenaren voetballend te verbinden. Wat vandaag gemeengoed is wist Jan toen al: inclusiviteit, onderlinge verbondenheid, begrip voor elkaar hebben. Bij Roodenburg: een mix van culturen in een team laten samen spelen. Dat leek met veel inzet stapje-voor-stapje te lukken. Soms twee stappen vooruit en dan anderhalf meter terug. Had je toch enig terrein gewonnen. ,,Om iets te bereiken, heb je alle partijen nodig”, weet Jan, die voor al zijn verdiensten in 2008 koninklijk werd onderscheiden. ,,Alle neuzen dezelfde kant, inzet van allen. Dat is een bijna onmogelijke opdracht gebleken.”
Hij noemt verenigingen als voorbeeld die niet staan te popelen om ‘nieuwe’ Nederlanders in hun gelederen op te nemen, ook niet alles uit de kast hebben getrokken om hen volwaardige leden te laten voelen. Namen en rugnummers? ,,Nee, waarom zou ik. Wie de schoen past trekt hem maar aan.” Er is wel een goed voorbeeld: ,,Voorschoten ’97, daar gaat het goed.” Bij Roodenburg blijft het hangen en wurgen, het gaat stroef. Er is wel een lichtpunt te melden: ,,Van een doorbraak wil ik nog niet spreken. Maar in de leeftijd van 6 tot 12 jaar hebben wij 5 Marokkaanse meisjes, op een groep van zo’n 45 jongens. Dat gaat goed. De ouders stemmen daarmee in.” Achter de snoepkraam stonden voordat de coronacrisis uitbrak twee vrouwen uit Marokko. Lovink is er heel blij mee.
Nederlands Jeugdelftal
Toen halverwege de jaren ’80 de automatisering op gang kwam, ging Jan in deeltijd werken. ’s Morgens vroeg aan de slag, tussen de middag (smakelijk) dineren met zijn moeder om zich de verdere dag aan Roodenburg te wijden. Groepen trainen, spelers de speciale aandacht geven die ze door opgelopen blessures nodig hadden, hersteltrainingen geven in overleg van de fysio en van alles organiseren voor de leden. ,,Door mijn nieuwe leven, was ik een van de fitste trainers.” Disco-avonden waren populair, ze werden druk bezocht, zorgden ook voor binding. Voor het trainersvakblad De Oefenmeester schreef Jan in twee jaargangen – als 1ste in Nederland – een voetbalprogramma voor pupillen. In die tijd ging men pas op 10-jarige leeftijd voetballen bij een club. Hoofdredacteur Piet de Wolf, voormaling trainer van Feyenoord, kwam speciaal naar huize Lovink, hij nam een fotograaf mee om de oefenstof op beeld vast te leggen. Die aandacht voor de jongste voetballers en de uitgekiende op hun leeftijd gerichte aanpak, luidde het begin in van het voetbal voor pupilletjes.
Een hoogtepunt in het voetballeven van Lovink is de selectie van John van Berkel, Ron de Roode en Wim Pikaar voor het Nederlands Jeugdelftal. De namen van deze Roodenburg-tieners prijkten tussen die van Marco van Basten (Ajax), Hendrie Krüzen (Heracles), René Stam (AZ ’67), Ronald van Vark (Ajax), Robert Kalkhoven (Feyenoord), Edwin Godee (Ajax) en André van der Ley (Cambuur). Tegenover zoveel resultaat bleef Jan verdriet niet gespaard. Dieptepunten waren de dood op jeugdige leeftijd van maar liefst drie keepers: Martin Borsboom (verkeersongeluk), Cock Schlagwein (door een trieste samenloop van omstandigheden) en Remco Fasseur (aangereden op de brommer op weg naar de tandarts). Keepers nemen een bijzondere plaats in een elftal in. ,,Kijk maar naar voetbal op de televisie. Ze krijgen meestal meer aandacht dan veldspelers. Niet ten onrechte”, meent Jan.
,,Keepers worden apart getraind en trainen ook nog eens met de groep mee. Dat laatste is belangrijk. Daarmee wordt voorkomen dat ze zich ongewild isoleren van de anderen.” Lovink is niet voor specifieke keeperstrainingen voor kinderen jonger dan 9 jaar. ,,Laat die kinderen eerst maar een jaar of wat lekker ontspannen voetballen met leeftijdsgenoten. Bij partijtjes kan er roulerend gekeept worden. Wie echt keeper wil worden, komt van zelf bovendrijven.”
Er zijn een paar anekdotes die Jan graag meegenomen wil zien: ,,We waren op trainingskamp in Katwijk. Er waren duidelijke afspraken gemaakt. Om zo en zo laat gaan we slapen. Daar zouden wij strikt de hand aanhouden. Laat in de avond zat ik met Nico Vogelenzang de dag door te nemen. Om 0.30 uur klommen er twee via de regenpijp naar beneden. Die hadden ons niet door, dus toen ze aan de overkant van de boulevard waren klonk de duidelijke stem van Nico “ terug “. Ze wisten niet hoe gauw ze weer in het hotel moesten komen.”
Nog een: ,,In mijn Roodenburg-tijd (A-regionale jeugd) organiseerden we een trainingskamp van vijf dagen in Huybergen. Er werd driemaal per dag getraind van ’s morgens tot ’s avonds. Er komt een priester voorbij, die wandelend aan het brevieren is – brevieren is gebeden lezen. Hij blijft stilstaan bij de keeperstraining en vraagt of hij een paar strafschoppen mag nemen. Dat mag. Hij tilt zijn lange toog op en schiet, raak. Dat herhaalt hij nog 7 keer. Allemaal feilloos, dus onhoudbaar in de bovenhoek.Hij pakt zijn gebedenboek en vervolgt zijn wandeling en bedankte de trainer voor de geboden gelegenheid.”
Dan klinkt een krachtterm: ,, ‘5 uur, potverdorie, etenstijd voor mijn tortelduif.’ Hij loopt het balkon op, fluit tussen zijn tanden en rekent erop dat de duif zoals hij al jaren doet, tortelend komt aangevlogen. Nada. ‘Rare zaak, hij komt altijd om 5 uur zijn zangzaadjes eten, uitgerekend vandaag niet.’ Jan kijkt op zijn horloge: ‘Het is geen 5 maar 6 uur, we zijn te laat. Hebben wij 4 uur zitten praten? Heb ik mijn duif met een lege maag de avond ingestuurd. Wat zal hij teleurgesteld zijn.”
Foto’s en knipsels: Jan Lovink
Actuele foto’s: Remco Mentink
En nog wat extra foto’s om het verhaal nog completer te maken!