Nu de trainerscarrousel nagenoeg is uitgedraaid (slechts een enkele club heeft nog geen contract voor 20/21 afgesloten) krijgen de technische commissies van de verenigingen het druk om de selectie voor het komende seizoen op orde te krijgen.
Ik volg vol belangstelling de ontwikkelingen rondom spelers die van club gaan veranderen en verenigingen die hun selectie op orde aan het brengen zijn. Naast de (regionale) kranten melden websites zoals Leiden Amateurvoetbal, het Haags amateurvoetbal, Voetbalrotterdam en vele anderen, bijna dagelijks dat een vereniging de selectie voor komend seizoen bij elkaar houdt of overeenstemming heeft bereikt dat één of meerdere spelers bijtekenen of overstappen naar de betreffende club.
Over de top van het amateurvoetbal hoeven wij het niet te hebben. Daar werkt men met (legale) spelersovereenkomsten. Maar ook in de lagere klassen, tot aan de kelder van het amateurvoetbal aan toe, doen technische commissies alle moeite om hun selectie op orde te brengen. Hier vinden traditiegetrouw ook veel overschrijvingen plaats en niet zelden zijn de beweegredenen voor deze overschrijving niet helder, vooral wanneer de betreffende speler er sportief niet op vooruit lijkt te gaan.
In dat geval wordt er veelal gesuggereerd dat er ook in de kelder van het amateurvoetbal (forse) betalingen plaatsvinden of andere facilitaire voorwaarden worden aangeboden en dat de nieuwe aanwinsten echt niet voor een colaatje en een broodje bal de overstap naar de nieuwe club maakt. Naast financiële vergoedingen zijn er nog een aantal zaken die het aantrekkelijk maken om naar een nieuwe club over te stappen. Zo gaan veel teams tegenwoordig in de winterstop op trainingskamp, worden er teamuitjes georganiseerd en wordt er bij thuiswedstrijden een ‘man of the match’ aangewezen. Deze speler van de thuisploeg wordt dan in het zonnetje gezet en ontvangt uit handen van één van de sponsoren een attentie, veelal in de vorm van een tegoedbon of cadeaubon.
Al deze transfers (overschrijvingen), waarbij het niet zelden voorkomt dat een speler na één of twee seizoenen de club al weer verlaat, doen haast vermoeden dat er geen echte ‘clubspelers’ meer zijn. Spelers voor wie maar één club bestaat, die zich helemaal geven voor hun club en waar clubkleuren in hun bled door de aderen vloeit. Bij een wedstrijd van Valken’68, die ik onlangs leidde, ontmoette ik er gelukkig nog één.
Ik had bij de warming-up al gezien dat hij deze vol overgave afwerkte. Na de inloopoefeningen volgde het passen en trappen, een positiespelletje en de afsluitende korte sprints. Nergens verzaakte hij. Nog voor de opkomst met beide teams sprak ik hem kort. Hij vertelde mij dat hij ‘zijn hele leven’ al lid was van Valken’68 en dat hij dat een ‘superclub’ vond. Vandaag was het de eerste keer dat hij bij het vlaggenschip zat en dat hij daarom de hele week al zenuwachtig was. Zelf had hij had die dag al een hele wedstrijd in de benen met het team waar hij normaliter voor uit komt. Ze hadden ‘uit’; ondanks, zoals hij zelf zei, een ‘partijdige, waardeloze en gemene scheidsrechter’, een zwaarbevochten 4-4 gelijkspel uit het vuur gesleept.
Bij de opkomst was duidelijk te zien dat de spanning van zijn gezicht afdroop maar dat hij genoot van elke seconde. Hij stond niet in de basisopstelling maar nam blijmoedig zijn plek in op de reservebank en genoot volop van het verloop van de wedstrijd, die hij enthousiast volgde. In de slotfase van de wedstrijd, bij een 2-0 voorsprong, gaf zijn trainer de wisselspelers opdracht zich warm te lopen. Ook hem zag ik weer vol overgave langs de lijn een warming-up doen. De trainer koos echter voor twee andere invallers en ook nu nam hij zonder sputteren zijn plek op de bank weer in. Hij kon ook niet invallen want hij, Cees Messemaker, stond immers niet eens op het wedstrijdformulier
De goede verstaander begrijpt dat ik het heb over de ‘pupil van de week’. Voor hem deed ik de line-up van beide team bewust niet in de middencirkel maar zo dicht mogelijk bij de tribune. Ik liet hem de toss doen wat een grappig tafereel opleverde. Nadat de aanvoerder van HVC’10 had aangegeven dat hij bij de toss voor ‘munt’ koos, vroeg hij de aanvoerder van de thuisploeg doodleuk wat zijn keuze dan werd. Om verwarring te voorkomen ‘koos’ deze met een grote glimlach de ‘kop’. Hoe de uitkomst ook is, de tossmunt verdwijnt elke week in de zak van het trainingsjack, in dit geval dus ook. Voor aanvang van de wedstrijd mocht Cees spelers, staf en publiek laten zien wat hij voetballend in huis had. Na een prachtige solo, waarbij hij zes verdedigers liet staan, passeerde hij met een geplaatste bal de keeper van HVC’10 en nam hij opgewekt plaats in de dug-out.
Iedere week geniet ik weer van het trotse clubgevoel, de blijdschap, het enthousiasme en de wedstrijdspanning bij de pupil van de week. Zij vertegenwoordigen de jeugd en daarmee dus toekomst van de club. In mijn ogen zijn zij ondanks alle (nieuwe) contracten, (aankomende) overschrijvingen, de komst van nieuwe spelers en verkiezingen van man of the match elke week de belangrijkste man/vrouw op het veld.
Tot slot: Ik hoop van harte dat ik de naam van Cees Messemaker in de toekomst nooit tegenkom in de zogenaamde spelerscarrousel, maar dat hij uitgroeit tot een volwaardige selectiespeler en zijn club trouw blijft. Gelet op de vakkundige schaar die hij bij de aftrap demonstreerde en waarmee hij drie HVC’10 spelers het bos instuurde komt hij te zijner tijd dan ook voor de titel ‘man of the match’ in aanmerking.