André Sloos (Lvv Lugdunum): ‘In mijn voetbaltijd heb ik hooguit één biertje gedronken, ik hield er niet van’
André Sloos, een bekende naam in de Leidse voetbalwereld. ‘Wereldberoemd’ bij Lvv Lugdunum. Er lopen ontelbare Leidenaren rond met de naam Sloos. Sloos van de politiek, Sloos van de sportzaak, Sloos van de tegels en de bouw, Sloos Kleding en Sloos Glashandel, Sloos van Sporting Leiden en van UVS. Verder heb je nog een Sloos van de Leidse Rederij. Van welke tak is André Sloos een telg?
‘Van de arme tak,’ glundert André adrem, terwijl hij kater Lois (een Blauwe Rus) door zijn zilvergrijze vacht strijkt. ‘Arme André’, de toon is gezet voor de komende uren. Niks forte. Een rustig voortkabbelend adagio, met onverwachte, zeg maar: verrassende wendingen van onderwerp. Het marathongesprek wordt wreed onderbroken door een enigszins opgewonden Hennie Kanbier. Hij maakt vandaag weer de foto’s, maar is al met zijn hele hebben en houwen bij zondag. ‘Zijn’ Feyenoord wordt zondag kampioen. Of zorgt het onberekenbare Go Ahead Eagles voor een surprise? Kanbier moet er niet aan denken.
‘Wereldprestatie’
Nee, ook hij is er nog niet helemaal bij met zijn gedachten. André lijkt in een roes te verkeren. Klopt dat? ‘Ik ben nog aan het bijkomen van het mooiste dat mij op deze leeftijd kon overkomen,’ voert hij de spanning op. Vertel André, vertel! ‘Eergisteren ben ik opa geworden.’ Hij neemt een pauze. Het lijkt alsof het katertje voelt wat er gaat aankomen, het nestelt zich diep in de warme schoot van het baasje. ‘Onze dochter Christel heeft Ria en mij oma en opa gemaakt, van een prachtig kleinkind, een meisje, Norah.’
André observeert de reactie van zijn woorden. Tevreden met wat hij ziet, verzamelt Sloos vervolgens de vele felicitatiekaarten die zijn bezorgd. Moeder Christel heeft zich kranig gehouden, een ‘wereldprestatie’ geleverd. ‘De komst van Norah heeft nog eens laten zien, dat elke geboorte een wonder is. Daar denken wij te weinig aan, maar het is wel zo.’ Hij mompelt ‘tien vingertjes, tien teentjes’, recht zijn rug, opent de laptop en vindt dat we ‘aan het werk’ moeten. Moet dat echt? Is het niet beter een fles bubbels te laten knallen, beschuit met roze muisjes en de middag verder rozig door te brengen?
Van banketbakker tot drukker
Nee. André Sloos ontpopt zich dan als de keeper-van-weleer, die met de nodige aanwijzingen en gebaren en technisch knap de bal weer in het spel brengt, nu verbaal. De tijd dat hij een min of meer betrouwbare sluitpost bij de Kikkerclub was, ligt decennia achter hem. Er resten volop foto’s uit zijn actieve periode tussen de palen, digitaal. Vandaar de laptop. De 70-jarige Leyhof bewoner (Leiderdorp) heeft een zeldzame move gemaakt in zijn 5 kruisjes omspannende arbeidzame leven. Hij moest en zou banketbakker worden.
Feestelijke taarten maken, roomgebakjes, omhuld met marsepein, koekjes in uiteenlopende soorten en smaken. Hij zag zich in het wit gestoken, met een bakkersmuts, ook wit, op zijn hoofd. Op zijn borst zijn naam stijlvol geborduurd. Banketbakker Lodewijk Kallenberg aan de Lammenschansweg had alle vertrouwen in die enthousiaste, bij Lugdunum voetballende knaap. ‘Keeper?’ zei Lodewijk die later als Prins Carnaval zijn opwachting zou maken. ‘Zozo.’ En de meesterbakker dacht: ‘Keepers zijn de sluitpost in een elftal, die moeten betrouwbaar zijn.’
Kallenberg dacht het, hij zei het niet. De bakkersplunje moest ingeleverd worden, toen bleek dat André’s handen rood werden, scheurtjes vertoonden en jeukten. Diagnose: bakkerseczeem. Een vervelende kwaal als je met je handen moet werken. Een droom spatte uiteen. Hij schoolde zich soepel om, werd letterzetter bij Drukkerij Buijs aan de Haven (bekend van de bidprentjes), later drukker bij het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL), nu LUMC, en tot zijn pensioen gedetacheerd als drukker bij Universiteit Leiden. Bij het LUMC werkten ook Paul Wetselaar (LDWS), Paul van der Post (DoCoS), Aad Neuteboom (UVS) en Dick de Haas (RCL).
‘Ik kijk met veel plezier terug op mijn loopbaan, ik heb veel geleerd, mij op verschillende terreinen kunnen ontwikkelen, ook creatief. Wanneer je dan ook nog een mooi afscheid krijgt aangeboden, begin je fluitend aan een nieuwe levensfase.’
Voetbalschoenen met stalen neuzen, levensgevaarlijk
De eerste voetbalschoenen van André hadden stalen neuzen. Levensgevaarlijk. Spelers met weinig technische bagage konden een tegenstander zonder veel moeite het ziekenhuis in schoppen. Sloos relativeert het gevaar: ‘Niet vergeten dat wij jonge gasten waren, in de groei, het ging er dus niet zo hard aan toe.’ Heel link was het koppen, dat wel, de bal had toen nog veters. Wanneer je het leer verkeerd taxeerde en hem op je wenkbrauw kreeg, lag die open. Ook bewaart hij herinneringen aan draainoppen: ‘Na een wedstrijd draaide je ze eruit, maakte je voetbalschoenen schoon, zette ze in het vet en draaide de noppen er weer in.’
Daar moet Sloos heel precies in geweest zijn. ‘Goeie spullen zijn belangrijk, ook voor een keeper.’ Minder aandacht kreeg de kleding: ‘Alles was simpel in mijn jeugd. Shirtje, broekje en kousen. Niet te vergelijken met deze tijd.’
Voetbalschoenen werden gekocht bij De Zwarte Wolf, waar je als lid van Lugdunum 10 procent korting kreeg. ‘Het kon ook iets meer zijn geweest, ik weet het niet precies meer.’ Hij hekelt nog net niet de voetballers en scheidsrechters van tegenwoordig. ‘Keepers hebben tenues in alle kleuren van de regenboog. Daar moeten de kleuren van schoenen en handschoenen haarfijn bijpassen. Modepoppen zijn het.’
Voetballers met rode, groene, roze en gele schoentjes. ‘Laatst zag ik ook voetbalschoenen met bloemetjes erop. Het moet niet gekker worden.’ In zijn tijd hadden keepers petten op, tegen de zon; elastiekjes in hun haar. Daar heeft deze in de voorkamer van Mecklenburgerstraat 12 geboren doelman nooit aan meegedaan. Een coltrui, grijs broekje, eenvoudig gekleurde kousen en zwarte voetbalschoenen. Je kon hem erin uittekenen.
Zenuwlijer tussen de palen
Met 12 jaar meldde hij zich aan bij Lugdunum, samen met zijn neefje Hans Pelser, met wie André veel optrok. Dan begin je bij de pupillen en kom je in de loop der jaren als vanzelf bij de senioren. ‘Het maakte mij niet uit in welk elftal ik speelde,’ vertelt de voormalige doelman. ‘Voor mijn part werd ik opgesteld in het 10de , als het maar een gezellig groepje was.’
In zo’n sfeer gedijde Sloos, voelde hij zich lekker en dook en sprong hij als ‘een jonge God’. Dat sprak zich rond, binnen en buiten Lugdunum. Zo was het geen verrassing dat de nog altijd jeugdige inmiddels in de Tomatenstraat wonende André ook in hogere elftallen het doel verdedigde. Zelfs het eerste elftal haalde. ‘Niet vaak, hoor,’ tempert hij mogelijk opgeblazen verhalen, daar wil hij niets van weten. Welke wedstrijd in het eerste staat hem het meeste bij? Sloos hoeft niet lang na te denken: ‘Seizoen 1971-1972. Een derby tegen UVS. Een krakerrrrr, zoals jullie bij LeidenAmateurVoetbal zo’n ontmoeting noemen.
Terecht. Meer dan 3000 mensen langs het veld.’ Dan komt André met een opmerkelijke bekentenis: ‘Misschien was ik op dat moment wel de beste keeper van Lugdunum. Dat werd in ieder geval gezegd. Zelf vond ik dat niet. Weet je waarom niet, Cees? Ik was een zenuwlijer, ook als we al op het veld stonden. Op heel veel punten kreeg ik een uitstekende beoordeling, maar die spanning bleef mij in de weg zitten.’ Er zijn scheidsrechters die voor de wedstrijd wel vijf keer naar de wc moeten en daarna gevleugeld aan hun taak beginnen. Spelers die moeten braken en dan fris en fruitig het veld ingaan. Niet André. De druk bleek te groot voor hem, niet in de lagere elftallen.
Goede tijden, maar geen bier
Die wedstrijd dus tegen UVS, hoe liep dat af? “Niet best, we verloren met 3-0. Dat was niet het ergste.’ Wordt het erger? ‘Onderbreek mij nou niet. Ja, veel erger. Mijn vader stond tussen het publiek. Met allemaal kerels die schreeuwden en bij weer een doelpunt mij uitkafferden. Later zei mijn vader dat hij op die momenten graag onzichtbaar was geweest.’
Oranje Groen heeft geprobeerd Sloos binnen te hengelen en schermde met 25 gulden per wedstrijd. Lugdunummer als hij was (en nog is) ging hij daar niet op in. De fijnste tijd bij Lugdunum? ‘Dat was toen ik in de A-junioren speelde. Die onderlinge sfeer heb ik niet meer meegemaakt. Daarmee werd weer eens bewezen dat wanneer er harmonie in een groep is, het niet eens zo belangrijk is of er bepalende spelers zijn. Met een collectief, een eenheid lijken de prestaties vanzelf te komen.’ Met een gezellige derde helft? ‘Jazeker, die draagt bij aan saamhorigheid. Nu zal ik je iets geks vertellen. Na een wedstrijd gingen de biertjes in snel tempo door. Ik dronk een frisje, geen bier. Wanneer ik in mijn voetbaltijd één biertje heb gedronken, overdrijf ik niet. Niemand heeft mij daar op aangekeken.’
‘Henk Kerkvliet was mijn grote voorbeeld’
Mannen met wie André in hogere elftallen heeft samengespeeld, luisteren naar namen als Henk de Cler sr, Leo Redel, Jan Pijnakker, Wim de Roo en Nico Reijneveld. De jonge opa-van-nu zegt veel opgestoken te hebben van het spel en de beleving van het vlaggenschip dat promoveerde naar de 3e klasse van de KNVB. ‘Daarin speelden onder meer Bart de Roo, Frits van Daalen, Henny Bekkering, Teun van As, Jan Leget en Theo Pet. ‘Ik stond altijd achter het doel van Henk Kerkvliet. Henk is het grote voorbeeld voor mij geweest.’ Een forse vent, breed geschouderd, sterk op de lijn en in de 16. Ik heb 10 jaar keeperstraining gegeven bij Lugdunum, 2 jaar bij DoCoS. De oefenstof had ik opgestoken van Henk.’
Filmster
Frans de Munck, de Zwarte Panter, doelman bij DOS en het Nederlands Elftal. Iedereen viel voor de persoonlijkheid van deze ‘bink’, vrouwen stonden in de rij voor hem. Ook André. Toen De Munck was uit gevoetbald, week hij uit naar Duitsland, waar hij rollen vertolkte in films. Zou André Sloos in de voetsporen treden van deze absolute klasbak? ‘Even leek het erop,’ aldus de geboren Leidenaar. Hij vertelt: ‘Er is lange tijd sprake geweest van een film over Goeie Mie, de gifmengster uit Leiden. Het zou een productie worden van Han Prins. Er werd een scenario geschreven, audities gehouden, briefpapier gedrukt, alles in stelling gebracht voor de decors. Gesprekken over vergunningen en nachtelijke afsluitingen in het centrum van Leiden. Kortom, de sterren stonden gunstig. Ik werd ook voor een auditie uitgenodigd, werd aangenomen en zou in de film ook tekst krijgen. Uiteindelijk kwam de productie financieel niet rond. Einde verhaal.’
Nee, André, niks einde verhaal! Welke tekst moest jij zeggen in Goeie Mie? Als een volleerd acteur gaat Sloos staan, hij loopt naar de deur, doet die open en zegt: ‘Het Hof.’ Meer niet? ‘Nee, het Hof.’ Schaterlachend gaat hij zitten: ‘Tientallen figuranten hoefden niets te zeggen, ik wel, twee woorden.’ In de persoon van Sinterklaas heeft André zijn opwachting op de televisie gemaakt. In het programma ‘Tuinruimen’ bij Rob Verlinden op 5 december 2009 bij SBS6. ‘Ik moest als verrassing op de set verschijnen om naar de tuin van Rob te kijken en commentaar te geven. Van 19.00 tot 23.00 uur zat ik in het restaurant te wachten. Toen werd ik opgeroepen om op bedaarde toon te vertellen wat ik ervan vond, nog geen 5 minuten.’
Wat de archivarissen van Lugdunum natuurlijk wel weten, maar velen niet, is dat André Sloos al op jonge leeftijd werd benoemd tot Lid van Verdienste. ‘Ik was met mijn 30 jaar de jongste van het gezelschap,’ klinkt het met enige trots. Een mooie club mensen, die Lugdunum op voortreffende wijze hebben gediend. Op deze erelijst staan namen van Kees van Duivenbode, Frans Montanus, Han Kapaan, Hans van As, Koos Keijzer, Koos van Egmond. Sorry, dat niet iedereen genoemd wordt.
Sloos mag dan niet kunnen pronken met een goudomrande palmares. Daar staat een lijst-van-daden tegenover waar nu nog de pet voor mag worden afgenomen. Een kleine greep: jarenlang tentleider van Jeugdvoetbalkampen in Luxemburg; vele jaren lid van de Jeugd Contact Commissie; Jeugdvoetbalkamp in Bodmin bij Cornwall in Engeland. En Sinterklaas was en is hij nog steeds. André Sloos is de enig-echte Sinterklaas ooit onder de keepers in Leiden en omstreken. Al 40 jaar is hij de Goedheiligman, die door de grimeurs van Hoppezak steeds weer tot de mooiste Sinterklaas wordt geschminkt en door de stylisten, ook van Hoppezak, in kleurige en fleurige kleding wordt gestoken.
Vijf jaar werd hij door burgemeester Henri Lenferink welkom geheten bij de officiële intocht in Leiden. Wanneer Lenferink binnenkort afscheid neemt als burgervader van de stad, komt André Sloos dan als Sinterklaas-te-paard hem de hand schudden. ‘Wie weet, ik sluit niets uit,’ klinkt het geheimzinnig.
Foto’s: Archief André Sloos
Actuele foto’s: Hennie Kanbier