Voetbalgekke muzikant Gösta van den Burg: ‘Staat John de Wolf zomaar opeens voor mijn deur, met prachtige bloemen’
Enkele weken geleden luisterde hij de spectaculaire ‘burenruzie’ SJZ-Meerburg (zie filmpje onderin) muzikaal op, twee dagen daarna wist hij 44 bejaarde echtparen tijdens de Bruidsparenmiddag van de gemeente Leiden te verleiden tot een dansje in de Hooglandse Kerk, en afgelopen 2e Pinksterdag vierde hij na een geschiedenis makende finale, zingend de nationale titel van ZZ Leiden Basketball, samen met de matadoren en 100-den uitzinnige fans op het Stadhuisplein.
Gösta van den Burg van De Rijnsons weet al tientallen jaren niet-te-vergeten-feestjes te bouwen bij uiteenlopende festiviteiten, bruiloften, scheidingen en partijen. De voetbalgekke Van den Burg is ‘wereldberoemd’ in de Sleutelstad en verre omstreken. Niet te tellen feestgangers hebben op de klanken van zijn muziek polonaises gelopen, samen met hem menig prettig in het gehoor liggende liedjes gezongen, gezwierd, gezwaaid, of ademloos en tegelijk verbijsterd, hem een minutenlange drumsolo zien en horen geven.
‘Het feest kan beginnen, De Rijnsons zijn binnen’, maakt de rasechte Leidse glibber keer-op-keer weer waar. Over zijn sportieve kwaliteiten is te weinig bekend. Als jochie van 5 jaar musiceerde hij al met zijn vader Bram, 2 jaar later werd hij lid van UVS. Anno nu omarmt Gösta 3 liefdes: zijn Hennie, muziek en voetbal. Op bezoek bij de 64-jarige Gösta (spreek uit: Justa). Hij is een ‘open boek’, dat is zijn grote kracht. Maar die enthousiaste openheid en eerlijkheid kan ook verkeerd gebruikt of uitgelegd worden. Lees maar.
Gösta van den Burg woont met zijn Hennie, met wie hij al 35 jaar lief en leed deelt, in een fraai, smaakvol ingericht appartement dat uitkijkt op een van de drukst bevaren wateren van de stad. De kade draagt de naam van de planeet die het verst van het zonnestelsel verwijderd is, en vernoemd is naar de Romeinse God van de zee. Hij weegt 17 keer de massa van de aarde en draait eens in de 164 jaar om de zon. Rara, welke kade mag dat zijn?
‘Op ons terras vervelen wij ons nooit, er is de hele dag reuring, constant beweging,’ zal de trotse eigenaar later laten noteren. Nadat de visite – LeidenAmateurVoetbal – heeft aangebeld, de video betrouwbaar volk toont, zwaait de paleisdeur open. Op de 4de etage komt een hagelwit keffertje het bezoek keuren. De warme hand die over het bolletje van de 14-jarige Zowie aait, wordt onmiddellijk gelikt, goedgekeurd. ‘Boomer’ paradeert, met opgeheven hoofdje, vooruit richting gezellige en zomers lichte kamer-met-makkelijke-fauteuils, gaat aan de voeten van zijn nieuwe vriend liggen en geeft een knipoog.
Gösta is Gösta, zo kent half Leiden en omstreken hem, en hij kent de andere helft. Geen flauwekul, recht-door-zee. Wat je ziet, is wat je krijgt. Hennie is Gösta’s liefde-van-zijn-leven. Het woord ‘schat’ valt niet omdat er publiek aanwezig is, het komt uit het hart. Dat zal de komende uren blijken. Hennie is aangenaam geboetseerd, slank, lange benen, de glimlach wisselt voortdurend een brede lach af. Het is ochtend, dus nog nacht voor de verslaggever.
Hennie en Gösta hebben een volle agenda, vandaar dit vroege uur. De namen van Aad en Henk Heijmans komen ter sprake. Waarom deze krachten uit vervlogen LFC-tijden voorbij komen, wordt duidelijk, wanneer Gösta vertelt dat deze broers (‘uitstekende voetballers’) familie zijn. Hoewel hij warme gevoelens voor deze verdwenen-club-aan-de-kade koestert, komt LAV niet om over de Kanaries te praten. Gösta heeft een voetbalverleden, dat is onvoldoende bekend bij de schare volgers van deze website.
Zweedse voornaam
Gloedvol vertelt hij aan de Waardgracht te zijn geboren. ‘Ik kan mij nog goed herinneren dat de lakens op straat in het zonnetje te drogen werden gelegd. Er waren geen tuintjes, ook geen waslijnen. Op straat met die handel.’
Minstens zo helder staat het hem voor de geest dat er bij goed weer buiten bonen werden gedopt, voor Nieuwenhuijzen Conserven aan de Mors. ‘Bij slecht weer gebeurde dat binnen,’ weet hij. ‘Maar dat was minder gezellig natuurlijk.’ Als peutertje trommelde Van den Burg met zijn kleine knuistjes op de tafel. Niet ritmisch natuurlijk. Hij deed papa Bram na, die in het orkestje The Comet’s accordeon speelde. Daarbij werd hij ritmisch ondersteund door een drummer.
In het orkestje speelden ook een pianist en trompettist. Als ‘gassie’ dat al een beetje kon lopen en zich vast hield aan de tafel en stoelen, sloeg hij al de maat, ongecontroleerd, mondje half open. Geinig mannetje, die Gösta. Hij had zijn niet alledaagse naam te danken aan een Zweedse familie. ‘Mijn moeder was broodmager uit de oorlog gekomen, ze woog veel te weinig. Net als veel anderen werd ze door het Rode Kruis opgevangen, die een plek zou zoeken, waar mijn moeder kon aansterken. Dat werd ergens in Zweden.’
Veel Leidse (opgroeiende) kinderen gingen per schip naar Friesland, waar ze bij boeren werden ondergebracht. Andere kinderen werden in België geplaatst. Gösta’s moeder vertrok dus naar Zweden. ‘Als blijk van dank kreeg ik een Zweedse voornaam,’ aldus Gösta. ‘Mijn ouders hebben nog lang contact gehouden met de mensen in Malmö.’
De Vogeltjesdans
Met vertedering praat Gösta over de Waardgracht, het in- en uitlopen bij de buren, mensen die bij de wolfabrieken werkten. ‘Achteraf vind ik dat die buurt te vergelijken was met de Jordaan. Daarom heb ik het weleens de Leidse Jordaan genoemd.’ Of die historische arbeiderswijk nu ook, net als in Amsterdam, door ‘yuppen’ is ingenomen, weet de zanger/drummer niet.
Arbeiderswijk, ja, daar was de Waardgracht het centrum van. Vader Bram werkte, zoals de meeste Leidenaars ook in de ‘wolindustrie’. Hij als kettingscheerder bij Krantz. ‘Omdat hij zoveel wist van stoffen als wol en laken, als een specialist in feite, werd hij door TNO in Delft aangetrokken.’ Vader Bram speelde in zijn vrije tijd op bruiloften en partijen, op buurtfeesten en in café’s. ‘Hij werd veel gevraagd,’ zegt zoon Gösta, ‘mijn vader zag er goed verzorgd uit, was een uitstekende accordeonist, speelde wat de mensen wilden horen.’
Dat laatste heeft Gösta als vanzelf in zijn latere leven overgenomen. In een interview in het Leidsch Dagblad (september 2017) vertelt hij sterverslaggeefster Miep Smitsloo: ‘Wij hebben geen vast repertoire, wij spelen alles. Paul Meijaard op toetsen en ik als drummer/zanger proberen de mensen te geven wat ze graag willen horen. Dat is zo’n beetje de essentie van ons. Al hebben wij een vreselijke hekel aan bepaalde nummers, dan spelen we ze toch. Al moet we dat vier keer spelen.’ Waar hadden ze toen een hekel aan? ‘De Vogeltjesdans, brrrr.’
The Little Drummer Boy
Vanaf zijn 15de jaar gingen vader en zoon samenspelen. Beiden in smoking, de haren modern gekapt. Een sensatie werd dat. Gösta kon al uitstekend overweg met de drums, door de bespeler grappend ‘de ketels’ genoemd. ‘Omdat ik het maar niet kon laten overal met mijn handen op te roffelen, had ik al jong een drumstelletje gekregen. Daar leefde ik me op uit.’
Dat was toen Gösta 5 jaar werd. Op diezelfde leeftijd reed hij mee met zijn vader en trad zelfs op. Waar? Gösta: ‘Ik weet het nog precies, in de Zonnehoek in Noordwijkerhout.’ Het gezin verhuisde van de Waardgracht naar de Hoge Woerd, pal tegenover Casino, het intieme filmtheater. ‘Op een bovenhuis belandden wij,’ schildert hij de situatie. ‘Spelen op straat, was er niet bij, voor de deur reed de tram.’
Het slimme ventje dat hij toen al was, ging met zijn makkers een balletje trappen in de steegjes en straatjes, die de Hoge Woerd met het Levendaal verbinden. ‘Een betere leerschool om te leren voetballen is niet denkbaar,’ vindt Van den Burg nog steeds. ‘Het was er smal. Om iemand te passeren moest je technisch vaardig zijn. Dat werd je eigenlijk vanzelf.’ Aan het eind van een steeg woonde Gerard Bakker, hij keek uit op het Levendaal. ‘Gerard Bakker is dé tafeltennisgoeroe van Nederland, misschien wel van Europa,’ klinkt het met respect. ‘Ik keek enorm tegen hem op. Later heb ik tafeltennistraining van hem gehad bij Scylla.’
Het woord techniek is al gevallen. ‘Een drummer moet ook technisch vaardig zijn,’ doceert hij. ‘Armen en voeten moeten het werk doen. Wanneer je daarbij zoals ik, ook nog zingt, komt er heel veel kijken om de techniek onder de knie te krijgen en te houden.’ Volgens Gösta ben je nooit uitgeleerd. ‘Ik heb drie drumdocenten gehad, bij wie ik elk vijf jaar heb gestudeerd.’ Hun namen: Henk van der Berg, Hans Teegelaar en Erik Willemsen. Ze waren unaniem in hun advies: Oefen elke dag, ook als je avond-aan-avond speelt. In Huize Van den Burg is een aparte kamer ingericht om te oefenen. Daar staan zijn ketels, daar studeert hij elke dag, geïnspireerd door het kabbelende water en de voorbij varende boten. ‘The Little Drummer Boy’ groeide uit tot een professionele drummer, een vakman, die elke noot kan lezen en vertalen, in welk ritme dan ook.
Blauw en Wit, lievelingskleuren
‘UVS, daar zouden wij toch alleen over praten,’ komt hij terug op de afspraak. OK, vertel maar. ‘Ik was 7 jaar toen ik naar UVS ging. Net als zoveel jongens van mijn leeftijd wilde ik niet alleen op straat voetballen, maar ook voor het ‘echie’, bij een club, op gras met kalklijnen. Hoewel mijn vader geen enkele wedstrijd van Roodenburg miste, meldde ik mij aan mij UVS, samen met Sjaak Stokkel, mijn vriendje.’
Waarom het UVS werd, weet Gösta niet meer precies. ‘Het zal wel met vriendjes te maken hebben gehad, die ook bij UVS voetbalden.’ Wat Gösta nog wel weet is dat hij de clubkleding zo mooi vond. Blauw/Wit, zijn lievelingskleuren. ‘Meneer Dirk Bakker keek mij zo aan, vroeg naar mijn leeftijd en vond mij te jong, zelfs voor de pupillen.’
Het ventje-met-de-moeilijke-voornaam moet toen zo teleurgesteld hebben gekeken, dat meneer Bakker de hand over zijn hart streek en hem inschreef als lid. Vanaf dat moment stroomde het UVS-bloed door de aderen. Tot op de dag van vandaag. ‘Toen ik van de ULO kwam, heb ik even gewerkt bij cosmeticabedrijf Shulton aan de Rooseveltstraat en bij bakkerij De Sleutels,’ vervolgt hij zijn levensverhaal. ‘Gelukkig kon het bij deze baantjes blijven, want ik ging meer-en-meer samen met mijn vader spelen. Werken en muziek maken gingen niet samen. Muziek maken en voetballen bleken wel een goede combinatie.’
Topsport
Muziek maken, entertainen, werd zijn vak. Gösta, de muzikale ondernemer, ZZP-er. ‘Bijna dagelijks traden wij wel ergens op als De Rijnsons. Wanneer je de boel goed vermaakt, gaat het van mond-mond-tot-mond. Dat werkt beter dan advertenties .’ Er kwam een vrij abrupt einde aan de samenwerking met papa Bram. ‘Hij kreeg op 48-jarige leeftijd zijn eerste herseninfarct. In de hoop dat hij helemaal zou herstellen en weer de Bühne op kon, drumde en zong ik. Mijn vader heeft niet meer kunnen musiceren. Dat was een enorme klap, voor hem op de eerste plaats.’ Hoe nu verder?
Goede raad was duur. Gösta ontmoette Paul Meijaard, een toetsenist. Paul bleek de naar de aarde gezonden nieuwe partner. Ze hebben tientallen jaren met elkaar gespeeld. ‘Wij zagen elkaar meer dan onze vrouwen.’ Ook daar kwam een onverwacht einde aan. Paul, een stukje ouder dan Gösta, maakte een lelijke smak en is nog steeds aan het revalideren. Of het tweetal ooit nog samen zal optreden? ‘Die kans is klein. Wanneer Paul weer helemaal het ventje mag worden, hetgeen ik betwijfel, wil hij het toch rustiger aan gaan doen. Hij loopt naar de 70.’
Korte voetballoopbaan
‘Weet je, Cees, veel optreden is so-wie-so topsport, je moet in conditie zijn,’ legt Gösta uit, ‘er wordt van je verwacht dat je 3, 4 uur een topprestatie levert, je mag geen moment verslappen.’ Bij Van den Burg komt nog iets extra’s kijken: het sjouwen met zijn drumstel. ‘Het lijkt wel of elk feest op een derde of vierde verdieping wordt gegeven, in een gebouw waar geen lift is.’ Onzin natuurlijk, maar toch. Op je 64ste dartel je niet meer zo atletisch als een jonge God.
Topprestatie, dat is het haakje terug naar de voetbaltijd van de drummer/zanger. Naar UVS. Het hoogste niveau heeft Gösta, het 1ste, nooit gehaald, hoefde ook niet voor hem. ‘Wanneer ik dat had geambieerd moest ik keuzes maken. Driemaal in de week trainen en in het weekend beschikbaar zijn. En talent hebben.’ Aanleg had Van den Burg wel degelijk. Ook lag hij goed in de groep. ‘Dan kwam ik een paar keer per week na een optreden ’s nachts thuis, voldaan, maar ook vermoeid. De agenda trainen/optreden, daar zat geen balans meer in. De voetbalschoenen gingen aan de wilgen, 15 jaar heb ik bij UVS gevoetbald, met plezier hè. Daarna nog af en toe in een artiestenelftal, voor het goede doel, en bij bedrijfselftal voor de lol.
Kijk ‘ns aan: mijn voetballoopbaan-in-het-kort. Begonnen bij de pupillen en geëindigd in het 11e.’ De foto’s zijn ‘nieuw’ voor de Commissie Archief van UVS. Verder worden ze voor het eerst ‘ergens’ geplaatst. Op de site van LeidenAmateurVoetbal.
De laatste jaren vliegen Hennie en Gösta met een zekere regelmaat van Amsterdam naar Malaga. In een paradijselijke omgeving hebben ze een paar appartementen, die verhuurd worden. Dat is hun pensioen. Verder mag hij daar in het pittoreske La Carihuela, waar half Leiden elk jaar weer op vakantie gaat, graag optreden. Ook voor toeristen van elders uit Nederland, en Spanjaarden, met wie het stel vriendschappen heeft opgebouwd.
Regelmatig bericht ‘glibber’ Emile van Aelst op zijn vaste pagina in het Leidsch Dagblad in woord en beeld over verrassende ontmoetingen van en met Hennie en Gösta. Met Leidenaars en al dan niet bekende sportmensen, die in Spanje ook een huisje hebben. Wie snel kan rekenen, met of zonder zo’n Japans rekenmachientje, weet inmiddels al dat Gösta van den Burg volgend jaar zijn 65ste verjaardag viert. Hij begon op 15-jarige leeftijd als muzikant. Eén en één is dan drie: Gösta heeft een jubileum te vieren, hij zit dan 50 jaar ‘in het vak’. Zo’n mijlpaal kan hij niet zo maar voorbij laten gaan. Ahoy afhuren is (nog) geen optie. Van den Burg kennende lijkt Leiden dé plaats om een feestje te bouwen. Met vooraf een vriendschappelijke voetbalwedstrijd: Oud-UVS – Leids Artiestenelftal. In de eerste helft staat Gösta opgesteld bij UVS, in de tweede helft bij… precies, het artiestenteam.
Bij het weggaan tovert Gösta een foto te voorschijn: Daarop staan hij, met een prachtige bos kleurige bloemen, met achter hem de tevreden lachende voetbalicoon John de Wolf. Wat is dat nou? ‘Buurman John kwam bloemen brengen als dank voor een heerlijk buurtoptreden, dat ik gratis had gegeven. Dat had John zo gewaardeerd, dat hij dat bloemetje kwam brengen.’ Onlangs heeft de Feyenoord-veteraan Leiden verlaten en een fraai appartement betrokken in ‘zijn’ Rotterdam, dichtbij de Kuip.
Foto’s: Archief Gösta van den Burg, Emile van Aelst
Actuele foto’s: Hennie Zuidema