Oude clubhelden: Rinus van Es (Lugdunum)
Wat weinigen weten en zelfs op de redactie van LeidenAmateurVoetbal onbekend was (foei!), is dat Rinus van Es, bij- en troetelnaam ‘Turbo’, op zijn 16e in het diepe werd gegooid. Dat gebeurde tijdens het legendarische Zilveren Molen Toernooi van LFC aan de Boshuizerkade. ‘Ik debuteerde voor 2500 toeschouwers tegen Volendam. Wat een uitdaging, ik stond te trillen op mijn benen. Maar toen wij de kleedkamer uitkwamen, vielen de zenuwen van mij af. Dat was de eerste en laatste keer dat ik nerveus het veld in ging. Soms, en zeker in mijn geval, pakt zo’n vuurdoop goed uit. Ik weet niet hoeveel wedstrijden ik in het 1ste van Lugdunum heb gespeeld, maakt ook niet uit. Ik bewaar de beste herinneringen aan mijn tijd bij de Kikkers.’
Twee uur op bezoek bij Rinus van Es (66) en zijn charmante, goedlachse Janny. Rinus en Janny, een paar apart, hecht als de beste Bison Kit. Terwijl de breedgeschouderde ex-keeper Bram Brandt (RCL) alweer een paar jaar in Spanje woont, en de kampioenenmaker/trainer Arie Lagendijk zich ook vermaakt onder de Spaanse zon en de voormalige voorzitter van Lugdunum, Phil Verstraaten meer verblijft in het land van ‘mucho calore aqui’ dan in zijn riante Leiderdorpse woning, hebben Rinus en Janny gekozen voor een rustiek plekje dichter bij huis.
Zij hebben een paleisje in het polderparadijs, niet ver van de Sleutelstad. Daar vertoeven zij zo’n zes maanden per jaar. Waar? Dat was, is en blijft een goed bewaard geheim! Waarom? ‘Om te voorkomen dat mensen in groepen van 2, 4, 6 of meer komen aangewandeld of gefietst, dan wel per auto, brommer, scooter of personenbus om hier hun weekend te komen doorbrengen,’ grapt Rinus.
Hij is uitgewerkt, dat mag ook wel na eerst een pompstation beheerd te hebben en tientallen jaren hard werken in de bouw. Dat wil niet zeggen dat de pomphouder en timmerman, die op de loonlijst stond van grotere en kleinere aannemers, nu met een grassprietje in de mond loom naar de blauwe lucht ligt te kijken. Niets is minder waar.
Het optrekje in de polder, met zicht op grazige weiden en een kabbelend beekje met kwakende eenden voor de deur, is met creativiteit en vakmanschap fraai architectonisch vormgegeven, van alle gemakken (en meer) voorzien. En wanneer aanhoudend somber weer het tweetal met wisselend succes uit dit pittoreske plekje probeert te verjagen, is het oude, vertrouwde dichterbij dan – pak ‘m beet – Spanje. Rinus en Janny zijn gebakken aan Leiden, vakanties zijn heerlijk en ontspannen, maar na 14 dagen is het hoogtijd de terugreis te aanvaarden. Leiden roept. Heimwee? ‘Nee, zo zou ik het niet willen noemen’, antwoordt hij. ‘Laten we het houden op: wij zijn gehecht aan het Leidse.’ Janny knikt instemmend.
Het logement
Achter de Herensingel lag het territorium van de jonge Rinus, geboren aan de Os en Paardenlaan. Later woonachtig aan de Lusthoflaan, ging hij naar de Willem de Zwijgerschool. Hij praat van een ‘heerlijke, onbekommerde jeugd’, waar hij met warmte aan terugdenkt. Een totaal andere tijd, niet te vergelijken met de tijd van nu: ‘Tot mijn 15e, 16e ging je zonder zorgen door het leven. Dan besef je niet dat je geen zorgen en verantwoordelijkheden hebt.
Het is als in dat liedje van René Froger ‘Een eigen huis, een plek onder de zon’. Als er iets van narigheid was, hoefde je maar naar huis te lopen en alles kwam goed. We hadden niks, ja een bal en we voetbalden in de straat waar bijna geen auto’s geparkeerd stonden. Met jongens als Spies en Van Kooperen. Ik herinner me en voel nog de veters op mijn voorhoofd wanneer een bal had gekopt.’
Opa en oma Van Es en later de ouders van Rinus bestierden een logement op de hoek van de Jan Vossensteeg/Oude Vest. In een enorm pand werd gewoond en gekookt voor meer dan dertig mensen, die aan lange tafels zaten te eten. Oma, en later moeder Van Es, schepte soep en stampotten uit grote tonnen. BOEM op het bord. ‘Elk jaar met 3 oktober kwam er een straatmuzikant logeren, een Nikkelen Nelis of Koperen Ko. Hij was een bezienswaardigheid,’ weet Rinus.
‘Wanneer ik mijn schoolrapport had, ging langs al die opa’s, ving ik geld. Sommige van hen waren dement, zij kregen mijn rapport een paar keer extra te zien en steeds ging de knip weer open. Ze waren toch vergeten dat ik het eerder had laten zien.’
Het gezin Van Es woonde boven het logement. Beneden stond er altijd een man, die van de dekselse Rinus kleine spijkertjes op zijn hoofd gestrooid kreeg. Voor hem aanleiding te vertrekken, hij dacht dat het begon te regenen. ‘Op de brug tussen de Oude Vest en Oude Gracht stonden mannetjes te praten. Altijd. En maar kringetjes spugen in het water. Dat zie je ook niet meer,’ constateert hij. ‘Jammer, hè. Weet je, dan kwamen er mensen met een conservenblikje voorbij lopen op weg naar de brug. Daar spuwden ze hun tabakssap in. Niet zo fris.’
Met Kerstmis werd een vorstelijk diner geserveerd. ‘Dan kwamen de mannen en vrouwen van het Leger des Heils in uniform muziek maken met trompetten en trommels. Ze schoven ook aan en aten mee.’ Rinus geniet. Wanneer er in de Jan Vossensteeg iemand overleden was, werd met de pet rondgegaan voor een krans. Van het geld dat overbleef werd later in de kroeg een biertje gedronken. ‘Op een goede reis voor de dooie.’
Sleuven graven
De voetballoopbaan van Rinus van Es begon bij Leidsche boys: ‘Mijn vader nam mij mee zei: “Hier ga je spelen”. Waarom ik per se naar Leidsche Boys moest aan de Boshuizerkade, de andere kant van de stad, begreep ik niet. Maar met 7 jaar heb je niets in te brengen. Na een paar jaar vond mijn vader het tijd worden ‘hogerop’ te gaan voetballen. Hij vond dat ik te goed was geworden voor Leidsche Boys en daar niets meer kon leren. Het werd dichterbij huis, bij Lugdunum.’
Rinus weet nog dat ze op een veld bij het Zigeunerkamp voetbalden. Tenminste, als er een bal was. ‘Die werden nog weleens gestolen.’ Bij de junioren van Lugdunum begon de victorie voor Rinus. De B1 werd kampioen, de A1 werd kampioen, met jongens als Sjaak Versteden, Bennie de Roo, Paul van der Berg.
Rinus’ broer Afrim speelde bij De Sleutels. Hij had minder talent dan Rinus, was ook trager. Dat leidde eens tot enige wrevel. Rinus: ‘Dan zei Afrim: “Jij staat wel 200 keer in de krant en ik nog geen 80 keer. Hoe kan dat dan, joh?” Daar had ik geen antwoord op, natuurlijk.’
Leo Steegman trainde het Nederlands Elftal 15/18 jarigen. In de 1ste selectie van 33 man had Steegman ook zijn oog laten vallen op Rinus. Nu zegt de Leidenaar daarover: ‘Bij de selectie naar 26 man, viel ik af. Einde verhaal.’
Toen Lugdunum naar de Kikkerpolder verhuisde, gebeurde het regelmatig dat de training niet doorging. ‘Dan zei trainer Wim Planjer of leider Joop de Roo: “Jongens, vanavond geen training, we gaan werken aan het clubhuis, sleuven graven.” Dan moesten we sleuven graven, waar voor het fundament van het gebouw beton in werd gestort. Dat deed je dan en vond nog geweldig ook.’
Dan ontspint zich een gesprek over vrijwilligers van toen en nu. Rinus: ‘Bij ons en clubs als Roodenburg voetbalden jongens die in de bouw werkten, loodgieter waren, metselaar. Na een dag hard werken, waren ze ’s avonds nog een paar uur bezig voor de club. Ze leverden vakwerk af. Ook onderling hielpen we elkaar. Had een van de jongens een huisje gekregen, dan hielpen we met timmeren, stukadoren en elektriciteit. De onderlinge band was zo sterk, we waren vrienden van elkaar. Dat is allemaal voorbij.’
SVV Schiedam
In zijn tientallen jaren omspannende Lugdunum-tijd is Rinus de club tweemaal ontrouw geweest. ‘De 1ste keer ben ik weggegaan en stapte over naar Unitas. Er speelde iets bij Lugdunum, dat mij niet beviel. Wat? Weet ik niet meer, het zal niet veel voorgesteld hebben. Na een half seizoen deed ik mijn kikkerskleren weer aan. Cor Sip sponsorde de club. Verder was het er een zooitje.’
Sip had toch een pikante uitgaansgelegenheid, waar de spelers ook welkom waren? ‘Weet ik niets van, daar was ik te kort bij Unitas.’ En het andere uitstapje? ‘Dat was serieuzer. Ik kon een profcontract tekenen bij SVV, dat speelde in de kelders van wat wij nu de Keuken Kampioen Divisie noemen. Leo Halkes trainde daar. Daar droomt iedere voetballer van. Dat werd begrepen bij Lugdunum,’ vertelt Van Es. Contracten, foto’s en andere herinneringen aan SVV zijn bij verhuizingen zoek geraakt. We moeten het doen met het Leidsch Dagblad van 6 december 1975. Daarin staat een paginagroot artikel over Leidse voetballers die het weleens zouden maken in het profvoetbal.
Een van hen: Rinus van Es, toen 21 jaar. Hij legt uit aan verslaggever Ad van Kaam: ‘Er is weinig kwaliteitsverschil tussen Lugdunum en SVV. Alleen het aanpassen maakt het moeilijk. Vooral in het begin kijk je huizenhoog op tegen de andere voetballers. Wat ook speelt is dat je lichamelijk sterker moet worden anders loop je snel tegen blessures aan. Ook mentaal moet je stevig in je voetbalschoenen staan. Bij een foute pass hoor je al gauw: “Hé, nu kom je wel aan mijn centen.”
Trouwens, voetbal bij SVV kan je geen vetpot noemen.’ Dat valt moeilijk te rijmen met een uitspraak van Van Es, die luidt: ‘Van mijn eerste en enige profcontractje kocht ik een huisje in de Lusthoflaan.’ Wat kostte dat huisje? ’33 duizend gulden en later met winst verkocht,’ klinkt het dan.
Eerste klasse
Na één jaar SVV keert de verloren zoon terug op het oude nest. Hij heeft een loopbaan als profvoetballer uit zijn hoofd gezet en kiest voor een meer maatschappelijk traject. De ontvangst bij Lugdunum is warm. Geen wonder, hij is pas 22 jaar en heeft veel ervaring en talent in zijn bagage. Eind jaren ’70 promoveert Lugdunum naar de 1ste klasse. Dat gebeurt onder trainer Ruud de Groot, voor wie Lugdunum een van zijn eerste klussen is na een mooie loopbaan als actief voetballer.
Van Es is nog enthousiast te spreken over De Groot: ‘Een prestatietrainer, bij wie je niet moest proberen er de kantjes vanaf te lopen. Man, man, wat was hij fanatiek. Bij ons werkte dat heel goed. De prestaties werkten als olie, de machine liep als een trein.’ Ruud de Groot loodste Lugdunum naar de 1ste klasse. Een paar seizoenen later degradeert Lugdunum, onder Wim Eilander. ‘Een totaal andere trainer dan Ruud. Een vakman ook, geen misverstand. In de omgang was hij losser, niet zo bezeten, relaxter en gedegen trainingsmethoden. Of zijn aanpak de juiste is voor jongens als wij toen waren, weet ik niet. Hij gaf ons meer eigen verantwoordelijkheid.’
Op zijn 32ste of 33ste – Rinus weet het niet precies meer – hing de timmerman zijn kicksen aan de wilgen. Daar had hij een goede reden voor: ‘Tweemaal in de week trainen ging niet meer samen met mijn werk. Dan moeten er keuzes worden gemaakt.’ Dus geen beslissing die je van moeder-de-vrouw moest nemen? ‘Nee, totaal niet. Ik had eerder meisjes gehad die al snel riepen: “Moet je weer trainen, moet je weer voetballen en je zou vanavond….”. Nou, dan was de liefde heel gauw voorbij, kan ik je vertellen.’
Nog een aardige anekdote? Van Es: ‘Wanneer wij uit speelden, gingen we met een bus naar de tegenstander. In de tijd dat Brussee onze trainer was, hadden we in ons elftal Leo Redel, Henk de Cler, Jan Pijnacker, Daan Kooymans, een prachtige groep. De bus werd gereden door Hennie de Cler, die van zijn beroep buschauffeur bij NZH was. Dat scheelde de club duiten. Hennie parkeerde de bus, speelde zijn partijtje, en na het douchen en een biertje, reed hij ons weer naar huis.’
Waar Rinus van Es een hekel aan heeft zijn spelers die zeuren, zaniken, in billen knijpen en aan shirtjes trekken. Ooit kwam hij op voor een speler die een flink fluim kreeg in zijn gezicht. ‘Dat die speler van ons toen uithaalde, is vanzelfsprekend. Maar hij werd wel het veld uitgestuurd. Daar sprak ik de scheidsrechter furieus op aan, maar dat hielp niet. Onze speler kreeg wel 4 wedstrijden aan zijn broek.’
En dan zegt hij: ‘Je blijft toch wel eten, we gaan barbecuen.’ De vriendelijke uitnodiging wordt hartelijk afgewezen: ‘Nee, Rinus, voor een liefhebber als ik kun je nooit genoeg sateh, worst, schnitzel en kip in huis hebben. Hahaha.’
Henk de Cler (sr): ‘Rinus van Es? Een rustig ventje in die tijd, hij was snel en zorgde door zijn verrassende acties voor onrust bij de tegenpartij. Dat verhaal over Texas in Den Haag klopt. Texas had zich al veilig gespeeld en wij maakten nog kans op kampioenschap of promotie. Die Texas-jongens gunden ons de punten, dus boden wij hun twee kratten bier voor de drie punten.’ Lachend: ‘Joh, we kochten iedere tegenstander om als dat nodig was. Haha. Bij Oranjeplein speelden wij onze kampioenswedstrijd, Rinus was daar jammer genoeg niet bij, hij was ziek, 40 graden koorts. Wij promoveerden naar de 1ste klasse.’
Ruud de Groot: ‘Rinus was niet echt een voetbaldier, hij had wel snelheid en klasse. Een rustige en bescheiden jongen. Hij kon zomaar uit het niets iets geniaals doen. Samen met Frans Sjardijn hadden wij voorin, juist door hun flitsende spel, veel scorend vermogen in die linie. De aanvoer werd veelal verzorgd door Daan Kooymans en Koos Bekooij. De foto waar beide mannen op staan, met nog meer kanjers, zoals Henk ‘biggetje’ de Cler, werd gemaakt naar aanleiding van de promotie naar de 1ste klasse. Seizoen 1979-1980, met tegenstanders als Roodenburg, Blauw-Zwart, Oranjeplein, Texas, Verburch en Westlandia. De kampioenswedstrijd tegen Oranjeplein deed Rinus niet mee, hij was geblesseerd of ziek. Na afloop zijn wij nog met de bus toeterend langs zijn huis gereden. Hij woonde toen aan de Lage Rijndijk in Leiden.’
Koos van Egmond: ‘Rinus is altijd een aardige gozer geweest en gebleven. Guitig buiten het veld en binnen de lijnen een creatieve voetballer, technisch goed en door zijn snelheid bezorgde hij iedere tegenstander een vervelende middag. Zijn voorzetten waren op maat gesneden. Leuk en gezellig dat jullie nog even langs zijn geweest op maandagmorgen bij ons cluppie. Een ontmoeting van gladiatoren die nog wat voor de club doen.’
Foto’s en knipsels: Collectie Rinus van Es en Archief Lugdunum
Actuele foto’s: Janny Berkhuizen en Hennie Kanbier