Op bezoek bij Barend Lavrijsen. Fred Beerenfenger, één van de leiders/trainers achter het G-voetbal bij UVS, raadde mij aan bij hem langs te gaan. ,,Hij is één van mijn G-helden en mag best eens in de schijnwerpers worden gezet in jullie rubriek ‘Oudeclubhelden.” Fred voegt er wel – waarschuwend? – aan toe: ,,Trek wel tijd uit voor het interview, Barend heeft veel te vertellen.”
Lavrijsen (47) bewoont een appartement met zicht op een grasmat, die ’s winters onder water wordt gezet en verandert in een ijsbaan en het verdere jaar wordt gebruikt als voetbalveld. Aan de muur hangen afbeeldingen van treinen, zijn grote hobby. Leesgrage Barend heeft een voorkeur voor de boeken van Piet Prins, pseudoniem van Pieter Jongeling, journalist, verzetstrijder, politicus (2e Kamerlid) en schrijver van meer dan 60 jeugdboeken. Diens series over Snuffie de hond, De Vier Vrienden, Jeroen en Joost en Shertie zijn van kaft tot kaft gelezen. ,,Door Piet Prins ben ik ook geïnteresseerd geraakt in de Waddeneilanden, ik heb ze allemaal bezocht.”
De G-voetballer heeft een ‘Moordbaan bij de Noordbaan’, een activiteitencentrum op Industrieterrein De Waard in Leiden, en bij Wijkservicecentrum Zij aan Zij in Voorschoten. Hij blijkt een drukbezet baasje, want Barend zingt ook in een kerkkoor (bariton/tenor), is bloeddonor, traint op woensdagavond en speelt zijn partijtje op zaterdag. Hij relativeert zijn drukke leven en zegt: ,,’t Houdt me van de straat.”
Lach en Zing
Tussen al deze bezigheden door vindt Barend toch nog tijd om LeidenAmateurVoetbal te ontvangen. Hij is een goed gastheer, leidt zijn bezoek rond en schenkt koffie (“Suiker of zoetjes?”) en de nodige sapjes. Hij kijkt tevreden rond en met een glimlach op zijn gezicht trapt Barend zelf het gesprek af. Te beginnen met een grapje. ,,Hoe zou jij op de redactie of op straat aan vrienden vertellen dat iemand – hij heet bijvoorbeeld Piet – is overleden?”. Fotograaf Johan en ik doen verwoede pogingen, vergeefs. Barend: ,,Heel eenvoudig: Piet heeft er een tuintje bij.” Hij straalt.
,,Ik mag erg graag zingen, dat begint al ’s morgens als ik op sta. Zingen is gezond en alle gezonde mensen kunnen zingen. Je hoeft niet per se mooi of hard te zingen, als je maar zingt of neuriet.” Lachen doet hij ook graag, want: ,,Er is reden om te lachen en te genieten van de mooie dingen die er in het leven zijn te zien. Die zijn er meer dan lelijke.” Over een positieve instelling gesproken.
Nauwelijks 9 jaar is Barend wanneer hij voor het eerst ruikt aan het voetbal. In Voorschoten, waar hij woont, bekeek hij toen de broederstrijd tussen Randstad Sport en SVLV. ,,Ik was verkocht, dat wilde ik ook, met vriendjes voetballen.” Vooralsnog bleef hij een balletje trappen in de straat. En voordat Barend in de jaren ‘90 lid werd van de G-afdeling bij UVS, speelde hij volleybal bij Gemini-Kangeroes (“Ook een leuke sport”) en acteerde hij bij de plaatselijke toneelvereniging in stukken als ‘Kijken zonder zien’ en ‘Het geheim van de kunstenaar’. Volwassen repertoire, bewerkt voor het jeugdtheater, dat in de plaatselijke pers positief werd gerecenseerd. Dat de amateurspelers stuk voor stuk in de krant bij naam werden genoemd en geroemd om hun tekstvastheid, doet Barend nu nog zichtbaar goed.
Theater
Op dat podium in Voorschoten begon ook Barends interesse in cabaret. Hij adoreert Fons Jansen, Kees Torn en Toon Hermans. Hun humor sluit aan bij zijn positieve instelling. Nergens grof of ordinair, deze drie kunstenaars van de lach. Ogenschijnlijk moeiteloos citeert hij uit hun theaterprogramma’s. Voorbeeld? “Ja, ‘Hij wist niet wat hij zonder sigaretten/Of wat hij zonder schaken moest beginnen/Hij schaakte om de zinnen te verzetten/En rookte om de zetten te verzinnen’. Mooi hè. Dat is van Kees Torn, van wie hij ook ‘Dood en verderf’ op zijn repertoire heeft staan.”
Van Fons Jansen geef ík een paar voorzetten: ‘Onze dominee is tegen alle begeerte, behalve de wijsbegeerte’, ‘Gun een ander eens een zitplaats in de trein, neem vaker de auto’, ‘Op Carnaval toont men zijn waar gezicht door een masker op te zetten’ en tenslotte: ‘Je moet net zo lang oefenen tot het spontaan gaat’. Barend kent ze en ook complete conferences van deze theatergroten. Van Toon Hermans ‘De voorzitter opent’. Toon maakt van de saaie opsomming van namen een dijenkletser van jewelste:’Peper, Stofregen, Opdebeeke, Stip, Hak en mevrouw Loof….hutjes’. Ook moeten we nog even kijken en luisteren naar en lachen om Theo Maassen en zijn conference over PSV-er Berry van Aerle.
Voetballen is ook een beetje theater, vindt Lavrijsen. Dat begint al bij de kleding, bij dat mooie blauw/witte shirt van UVS. Keepers dossen zich vaak nog kleuriger uit. Keepers? Barend is ‘toevallig’ ook keeper. Hij staat onder de lat in het 2e. ,,Niet altijd. Er is een concurrentiestrijd gaande. Een vreedzame, hoor. Er zijn 2 jongens die ook op doel willen staan. Mij maakt dat niet uit. De trainer kan mij op iedere plek neerzetten, ik kan overal uit de voeten en hij bepaalt de opstelling.”
Op welke positie kom je het best tot je recht? ,,Als keeper en als spits.” Dan blijkt dat de man die met rugnummer 22 speelt, zichzelf goed kent: ,,Positioneel ben ik een allrounder, functioneel ben ik niet goed in koppen, moet ik aan mijn snelheid werken en mijn linkerbeen. Rechts heb ik een prima trap, maar links moet veel beter worden.” Om zich dan feilloos die eerste wedstrijd in UVS-tenue te herinneren: ,,We speelden tegen Alphense Boys, ik scoorde 3 keer, een zuivere hattrick.” Hij volgt de bewonderende blikken van Johan en mij.
Willem II
Wie op google de naam Barend Lavrijsen intikt, krijgt een waslijst van zijn prestaties voorgeschoteld. Zijn verrichtingen op de groene mat zijn nog te bescheiden om uitgebreid te worden gememoreerd. Er is des te meer over zijn schaaksuccessen te lezen. Zijn deelname aan toernooien bij voorbeeld, daar zijn er nogal wat van in Nederland. In zijn categorie won Barend het Spaarne-Rapidtoernooi, en scoorde hij hoog tijdens het Tulip- en Botwinniktoernooi. Hij is er bescheiden over. Misschien heeft Barend allang opgemerkt dat zijn visite weinig afweet van deze edele denksport. Moet hij uitleggen hoe de voortgangvariatie in elkaar steekt, de Siciliaanse verdediging of de verdediging van Petrov werkt? Dat is inderdaad niet aan ons besteed. Barend is geen lid van een schaakvereniging, zijn voorkeur gaat uit naar deelname als onafhankelijk liefhebber en zo te fladderen van toernooi naar toernooi.
Genoeg over het schaken. Veel liever houden wij ons bij het onderwerp, voetbal. Daar weet Barend nog genoeg over te vertellen. Over zijn jubileum bij UVS, onder andere. Zo is zijn 25 jaar als G-lid niet ongemerkt voorbij gegaan. Hij werd gehuldigd, met bloemen en een mooie toespraak. Typisch UVS. De jubilaris heeft zelf ook gesproken, een geestige speech. Dat kun je wel aan hem overlaten. Ceremoniemeester Fred moest hem wel afstoppen, anders was hij nu nog aan het woord.
Meer uitgebreid vertelt hij dat zijn vaders wieg in Tilburg stond en die van zijn moeder in Haarlem. Laat nu uitgerekend de eerste wedstrijd die Barend met zijn vader bezocht Willem II tegen Haarlem zijn. ,,Thuis won Willem II met 6-2, uit werd het een gelijkspelletje, 1-1.”
Evenals zijn vader volgt Lavrijsen de verrichtingen van de ‘Kruikenzeikers’ (de benaming van Tilburgers, zoals Glibbers voor Leidenaren) op de voet. Het shirt van de club is door het rood-wit-blauw ‘het mooiste van de Eredivisie en sowieso het meest kleurig’. Dat Barend op deze uitspraak in de Kikkerpolder zal worden aangesproken is zeker. Daar zijn ze verkikkerd op het blauw met wit. Natuurlijk heeft hij het Willem II tricot, het Willem II glas, de Willem II das en nog meer. Gek van Willem II is nog zachtjes uitgedrukt.
Plezier
De ouders van Barend staan langs de lijn – zeker bij thuiswedstrijden – wanneer hun oogappel het doel verdedigt of de tegenstander met vlotte passes in verwarring brengt. Of wanneer hij als fluitist optreedt. Dat doet Barend ook, fluiten. ,,Soms is er geen scheidsrechter aanwezig. Wanneer wij meer dan voldoende spelers hebben, bied ik aan om de wedstrijd te leiden.” Bij toernooien is hij ook regelmatig arbiter. Hij blaast eerlijk en laat het spel veel rollen.”
,,Bij overtredingen kijk ik naar de intentie. Is er opzet in het spel of is er sprake van een ongelukje? Is ’t het laatste, laat ik gewoon doorspelen. Je moet niet het ritme uit de wedstrijd halen.” Altijd plezier in het spelen en fluiten? ,,Ja, dat kan ik wel zeggen. De sfeer is goed bij UVS. Ook worden we goed begeleid bij wedstrijden en op trainingen. We hebben geleerd elkaar te coachen, elkaar op te peppen. Tijdens de rust en bij een voorsprong roep ik altijd bij de les te blijven.” Luisteren je medespelers naar jou? ,,Over het algemeen wel, maar het kan beter.”
Kun jij je kennis van het schaken, zoals tactiek en vooruitdenken ook gebruiken bij voetbal? ,,Volgens mij zijn er nauwelijks of geen overeenkomsten. Schaken en voetballen zijn totaal verschillende sporten.” Wat Lavrijsen wel doet en erg van houdt: Schema’s maken, lijstjes aanleggen, zowel waar het zijn prestaties bij het schaken als bij het voetballen betreft.
De G-UVS’er ziet er voor zijn leeftijd verdraaid jong uit, hoe lang denkt hij nog te blijven voetballen? Zonder enige aarzeling klinkt dan: ,,Nog 25 jaar!” Over een positieve en optimistische instelling gesproken. Wie anders dan Fred Beerenfenger krijgt het laatste woord: ,,Weet je wie en wat op Barend van toepassing is? Dik Trom en de uitspraak: ’t Is een bijzonder kind, en dat is-ie!’. Hij is een kwajongen, je kunt om hem lachen en hij heeft een hart van goud. Een groter compliment kan ik hem niet geven.”
Foto’s: Archief UVS
Actuele foto’s: J.P. Kranenburg