De meesten van ons kennen het verhaal: de avond of ochtend voor de wedstrijd komt het telefoontje van de consul. Elke club heeft er één, zo’n doorgewinterde vrijwilliger die af en toe prikt in een veld en vervolgens vaak tot een ieders ongenoegen de beslissing neemt dat er NIET gevoetbald gaat worden op zijn mooie groene tapijtje, welke ondertussen de jaloezie heeft opwekt van het Tikibad, zoveel water staat er op.
En dan, dan begint het feest: gelukkig hebben we tegenwoordig Whatsapp, één berichtje is genoeg om via de groepsapp iedereen te bereiken. Voordeel daarvan is dat het commissiedienst-lid niet horendol gebeld wordt door Jan en alleman.
Nadeel is dat zo’n groepsapp uitnodigt tot het verspreiden van de grootste zottigheid en je vaak ook midden in de nacht rechtop in je bed zit omdat de één of andere onverlaat z’n teamgenoten graag wil laten weten, waar hij op ’t nachtelijk uur, en vooral met wie hij daar dan uithangt. Eerst dacht ik nog, wat is het toch belabberd gesteld met het Nederlands van de gemiddelde jonge voetballer, ik word immers al dronken van een kersenbonbon maar inmiddels weet ik dat de iets meer dan 1 of 2 biertjes in de nachtelijke uren de reden is van de dyslexie-achtige berichten die ik soms voorbij zie vliegen.
Stap 1 is dus: het geluid van de groepsapp dempen.
Stap 2 is: hardop lezen, dat scheelt enorm.
Stap 3 is: maak je niet dik, dun is de mode en nooit alles geloven of serieus nemen wat de lucht in is gegooid door die en gene.
Stap 4 moet je echt overslaan, dat is namelijk jezelf uit de groepsapp gooien met als gevolg dat ook de afgelasting aan je voorbij gaat en je voor Jeanleleau op de club staat met je voetbaltas.
Maar goed, even terug naar de afgelasting. Soms komt ie heel onverwachts en heb ik b.v. wel een schaduwprogramma geregeld maar blijkt die club gewoon lekker op een mooi, nieuw kunstgras te opereren die dag. Dan begint het pas echt: is er plek op het kunstgras, schieten we dan niemand in de wiek en niet het minste: wie vinden we bereid om een lekkere oefenpot tegen ons te spelen?
Tussen al het geregel door geeft het altijd gedoe, de één wil wel spelen, de ander niet, overige elftallen reageren soms woedend als ze veld moeten ruimen voor de selectie. Hoe langer ik in deze voetbalwereld aan het werk ben hoe meer ik denk: het is een mannensport maar zonder fluwelen handschoentjes kom je helemaal nergens.
Ondertussen blijft de groepsapp loeien: is er al iets bekend, spelen we nou wel of niet en tegen wie? Als dat laatste bekend is, tover ik mijn hoge hoed tevoorschijn, daar zit ondertussen een scala aan goede scheidsrechters in en zorgt ervoor dat ik, voordat de bodem is bereikt, een goede arbiter bereid heb gevonden om een oefenduel te fluiten. Hallelujah…….en dan gaat ongeveer 20 telefoontjes en ruim anderhalf uur later mijn telefoon, in mijn schermpje verschijnt het nummer van de consul. Ik zie de bui al hangen.
‘Ja hallo San, moet je ’s luisteren. Ik ben net nog ff op dat veld geweest maar bij de cornervlaggen lopen mijn kaplaarzen ondertussen bijna vol, het kan echt niet hoor’. Het lukt me nog net hem te bedanken voor zijn belletje en leg zuchtend mijn telefoon neer alvorens op de groepsapp het bericht te plaatsen dat we heerlijk een vrije dag hebben.
Een half uur later schrik ik op en denk opeens aan mijn hoge hoed, nog net op tijd bel ik de arbiter om ‘m te verwittigen dat hij lekker bij de warme kachel kan blijven zitten en dat ik hem een volgende keer graag weer bel. Eigenlijk duik ik het liefste terug onder mijn dekbed maar de groepsapp vraagt om een zinvolle middagactiviteit dus ik zoek het telefoonnummer van de dichtstbijzijnde sporthal en bel mijn hoofdtrainer met de mededeling dat ie een zaalvoetbaltoernooitje in elkaar mag flansen, gelukkig klinkt ie blij! Ik ben het namelijk ook, zeker als alles lukt. Al het andere gezeur neem ik voor lief, ik zie er namelijk niet uit als God of als Piet Paulusma dus aan het weer kan ik toch niets veranderen.
Sandra Akerboom