Het avontuurlijke leven van de vliegende profvoetballer John Verschoor, met een verrassende rol voor Frans ‘Sinterklaas’ Stouten
Het voelde als het meest ontroerende moment van het 2 ½ uur durende interview, toen John Verschoor (1955) vertelde over zijn moeder Rie: ‘Zij is mijn grootste fan geweest, bezocht alle thuis- en uitwedstrijden. Als ik het veld opging, zwaaide ik en blies handkusjes naar haar en ging er extra tegenaan.’
John Verschoor was met onder meer Wim Rijsbergen, Alfons Groenendijk, Glenn Helder, Leendert de Goey, Marcel Valk en Jeffrey van As, een van de meest interessante voetbalambassadeurs van Leiden en omstreken. Zo voetballers en trainers ‘nomaden’ zijn, lieden zonder vaste woon- en verblijfplaats, hoort John als geen ander bij dit gilde. Verschoor legde de basis van zijn turbulente voetballoopbaan bij LFC, werd geselecteerd voor het Leids en het Zuid-Hollands elftal, liet voetstappen na bij profclubs als Telstar, FC Haarlem en SC Veendam, reisde met het Nederlands Amateur Elftal naar Suriname, ging met FC Haarlem op trainingskamp naar Roemenië en Duitsland, met Telstar naar Oostenrijk, en…. : Thuis bij John en Mirjam Verschoor.
Wanneer de deur aan de Lodewijk van Deijsselstraat zwierig openzwaait, John Verschoor met een luide stem, omlijst door een brede glimlach, het paar apart van LeidenAmateurVoetbal warm welkom heet, staat daar niet een man, die op 24 november 1955 het levenslicht zag. Er moet een vergissing in het spel zijn, er is ergens een fout gemaakt. Dronken ambtenaar van de burgerlijke stand wellicht? ‘Een jonge God’ gaat iets – maar niet veel – te ver, een uitstekend geconserveerde 50-er omschrijft hem passend. Hij is gebruind, loopt soepel en kaarsrecht vanuit de heupen en straalt een aanstekelijke energie uit.
Geen zwembandjes in de taille, geen grammetje vet teveel. Het geheel afgerond door een jaloersmakende volle, zwarte coiffure die door de vitale Leidse voetbalhaarsnijder en vriend Dick van Paridon op eredivisieniveau wordt gehouden. Hier staat de voetballer-van-weleer, voor wie de liefhebbers naar de stadions snelden, die als trainer zijn pupillen wist te motiveren en inspireren tot onvermoede prestaties.
Eén brok liefde voor het spelletje, daarbij 100+% in de rug gedekt door zijn Mirjam, die hem haar liefde al op 16-jarige leeftijd verklaarde en nimmer van zijn zijde week. Niet zo vreemd dat het onafscheidelijke tweetal een ‘tintje’ heeft. Net terug uit Spanje, een maandje luieren aan het strand, wandelen over de boulevard, San Miguel afwisselen met café negro (in Spanje mag dat woord nog vrijelijk gebruikt worden), elke dag de kranten lezen op de tablet, urenlang Sudoku-5-sterren invullen en in hun twee-onder-een-kap commentaar leveren op elke voetbalwedstrijd van enig belang uit ons land, Frankrijk en Spanje, gevolgd via een beeldscherm-op-kamermuurformaat.
De auto-met-de-ster-op-de-grill voor de deur staat niet uit te hijgen, het meer dan betrouwbare vehikel kent na zoveel retourtjes wat van hem wordt verwacht. Er is koffie (een sterk bakkie graag, het is nogal vroeg in de ochtend) voor Hennie, de fotograaf-van-dienst, en thee voor de man met pen en blocnote in de aanslag. Zoetekauw John verwent zichzelf met een tablet Milka witte chocolade, 20 blokjes van 1 bij 1 centimeter. Tijdens het gesprek steekt hij met korte tussenpozen een stukje genietend in de mond.
Zelfstandig ondernemer, bloemen en 007
Natuurlijk zou het meer voor de hand hebben gelegen dat John Verschoor in plaats van LFC lid van DoCos zou zijn geworden. Hij is van rooms-katholieke huize. LFC had zijn velden dichter bij huis dan DoCoS. Trouwens, broer Tom speelde al bij de Kanaries. ‘Toch is het iets anders gegaan,’ zegt John. ‘Bij ons aan de overkant in de straat woonde Bram Massaar, secretaris van LFC. Hij zag hoe ik als ventje van 5, 6 jaar al bezig was met ballen. Elke minuut was ik aan het voetballen. Dag en nacht. Hahaha. Massaar zei tegen mijn ouders, dat ik lid moest worden van LFC.’
Hoewel John volgens iedereen ‘een gezond stel hersens’ had, moest hij niks van school hebben. De lagere school aan de Potgieterlaan doorliep hij met opgewekte tegenzin, maar de HAVO, die hij makkelijk kon halen, maakte hij niet af. De MAVO boeide hem nog minder. Dus zonder diploma’s stapte hij de wijde wereld in. Ging werken voor en bij vader Tom, die kramen verhuurde, John verkocht bloemen en planten. Ook toen had de jonge Verschoor altijd wel een bal bij zich. Balletje hooghouden? Tot vervelends toe. Balletje mikken tegen stoepranden? Ontelbare keren raak. Daar en toen werd het fundament gelegd van een glanzende carrière op de groene mat en in de zaal.
‘Ik wilde maar één ding: voetballen.’ De hazen liepen anders. John: ‘Op 18-jarige leeftijd heb ik beperkte handlichting gevraagd en gekregen. Daarmee werd ik meerderjarig verklaard en was ik niet meer afhankelijk van mijn ouders. Toen ben ik ècht in de bloemen- en plantenbranche begonnen als zelfstandig ondernemer.’
Wat tijd daarna kwam hij tijdens zijn rondzwervingen over de voetbalvelden in contact met Frans Stouten. ‘Toen kwam het ondernemen in een stroomversnelling,’ vervolgt John. ‘Vrij snel begonnen wij twee bloemenzaken, waarvan wij er een binnen een jaar doorverkochten aan Dick van Paridon, ook een fenomeen als kapper, met een salon aan het Bizetpad in Leiden Zuid-West.’
Stouten en Verschoor zijn Feyenoordfans, geen woorden maar daden is ook hun lijfspreuk. Ze gingen de horeca in en kochten Bar Dancing 007 in de Wolsteeg van Cor Sip, sponsor van LFC, ook eigenaar van café ’t Snickeltje en uitbater van een huis-van-plezier. Flip ‘Mr. LFC’ Massaar ontving daar een tijdje de gasten en runde de garderobe.
Ajax – FC Amsterdam – Telstar
Wanneer alles op de rit staat, de zaken goed lopen, beschikt John over nogal veel vrije tijd. Wat te doen? Zijn horecatak uitbreiden, een andersoortige winkel openen? Nee, er is tijd en ruimte om de wereld van het profvoetbal, nog altijd zijn droom, te ontdekken. Zelf zegt hij dat Telstar al aan de bel had getrokken. Ook dat hoofdstuk heeft een ander begin.
Het leven van John Verschoor zou een totaal andere wending hebben genomen, wanneer hij op die avond in mei de vier heren had binnengelaten. Ze waren vanuit Amsterdam naar Leiden gereisd. Bobo’s van Ajax die het jonge talent een plaats aanboden in de Ajax opleiding. De beloften van rozengeur en maneschijn kleurden een gouden toekomst.
‘Niet doen, John,’ luidde het advies van pa. ‘In het voetbal is niets zeker. Blijf bij je bloemen en planten.’ Zoals het een goede zoon betaamt, luisterde John naar de raad van zijn wijze vader, die overigens niet zo dol op voetbal was als zijn vrouw. Toen John een paar jaar later bij de Amsterdamse club mocht meetrainen en een paar proefwedstrijden speelde, kwam het ook niet tot een verbintenis. ‘Daar ben ik zelf schuld aan geweest,’ weet hij nog. ‘Ik hing daar de branie uit, had een te grote mond. Fout.’
In het Olympisch Stadion bij fusieclub FC Amsterdam (Blauw-Wit, DWS, De Volewijckers) mocht John laten zien wat hij in zijn voetbalmars had. Gescout door Tonny Bruins Slot speelde hij een wedstrijd-bij-kunstlicht tegen een C-elftal van FC Amsterdam. De toen 19-jarige Leidenaar kwam 90 minuten binnen de lijnen, had na afloop een woordenwisseling met Bruins Slot aan wat voor soort contract er werd gedacht en reed in zijn bestelbus terug naar de Sleutelstad.
Onderweg vertelde hij Leidsch Dagblad verslaggever Ad van Kaam dat ‘Die Bruins Slot wilde mij met een kluitje in het riet sturen’. Eerdere contacten met trainer Joop Castenmiller van Telstar en andere belangstellende clubs liepen ook uit op niks. ‘Ik kon een zogenaamd C-contract tekenen, een soort amateurcontract. Dan speel je voor een appel en een ei. Of voor een kop thee met een roze koek in de rust en een consumptie na afloop.’
Met Joop Brand kwam de ondernemer wel tot een deal. John: ‘Telstar had Bennie Heemskerk van RCL ingelijfd. Rond Bennie werd het team opgebouwd, Bennie zou de nieuwe Ruud Geels worden, de aan de lopende band scorende spits.’ Voor de aanvoer van ballen moesten een paar Leidenaren zorgen: Theo van Seggelen (Lugdunum, UVS), Bob van Bohemen (RCL) Ton Kamphues (Roodenburg, UVS), Sjoerd Boot (Noordwijk), John Verschoor. Kortom, ze speelden in dienst van Bennie. ‘Eindelijk gingen we met voetballen centen verdienen,’ lacht John. ‘Joop Brand was lijp van mij. Dat kwam goed uit want Bennie die op een sokkel was getild door Telstar, blesseerde zich en speelde dat jaar een wedstrijd, terwijl ik een geweldig seizoen had.’
FC Haarlem
Extra aantrekkelijk voor Telstar was het feit dat de Leidenaren in een auto naar de club kwamen, dat scheelde reiskosten. ‘Daar kwam nog bij dat Theo van Seggelen, Ton Kamphues en mijn persoontje de Spelersraad vormden. Er hoefde niet op de club vergaderd te worden, dat deden we in de auto. Hahaha. Wij drieën waren de verbinding tussen de selectiespelers, technische staf en het bestuur.’
Die taak bleek gebakken voor Van Seggelen, hij studeerde Notarieel Recht aan de Universiteit Leiden, hij zou later een van de oprichters en voorzitter zijn van de Vereniging van Contractspelers (VVCS) en nog later secretaris-generaal van FIFPro, de internationale vakbond voor profvoetballers, met 55 aangesloten landen. De afrekeningen van Telstar heeft Mirjam tevoorschijn getoverd. Leuke bedragen voor een ‘Glibber’ die naast het voetballen nog zijn bloemen, planten en 007 had. Verschoor kon zich volop aan zijn liefde wijden, zonder daarvan afhankelijk te zijn. 1 en 1 = 3.
Bij Telstar liepen ze weg met de charmante, flamboyante Verschoor. Zo zeer dat er spontaan een John Verschoor Fanclub in het leven werd geroepen. De fanclub organiseerde regelmatig bijeenkomsten met John in de hoofdrol. Er werden buttons, plaatjes, sjaals-met-opdruk uitgebracht. Wanneer John tekent bij FC Haarlem houdt de club op te bestaan. ‘Zo’n fanclub streelde mijn ego, ik vond het wel over de top,’ meent hij, ‘zeker voor een voetballer.’
‘Niet meer doen, maat’
Bij Haarlem ontmoet hij goaltjesdief Piet Keur, met wie hij nog steeds bevriend is. Net als John een levensgenieter, die niet in een biertje spuwt. Op doel staat Stanley Menzo, Luc Nijholt (die later naar Schotland verhuisde) en de Metgodjes, met wie hij het binnen en buiten de lijnen uitstekend kan vinden. Door het snellere en hardere spel in de eerste divisie en zijn ijzersterke conditie blijkt John zonder problemen te kunnen functioneren in de Eredivisie.
Inmiddels hebben hij en zijn Leidse kompanen geleerd om de boetepot niet te veel meer te spekken. ‘In het amateurvoetbal is een avondje stappen voor een wedstrijd geen issue, een paar pilsjes na de wedstrijd ook niet, een training laten schieten of op het nippertje voor de aftrap verhit het veld op rennen, wordt ook door de vingers gezien. In de profwereld gaat het er veel serieuzer aan toe. Hoe stevig de bloemen- en plantenman in zijn voetbalschoenen moest staan, werd hem keihard duidelijk op de trainerscursus.
‘Ruud Heus van Feyenoord en ik reden altijd samen naar de cursus. Tijdens een spelletje speel ik de bal door zijn benen. Even later haalt hij mij bikkelhard onderuit en zegt ‘moet je niet meer doen, maat’. Op de weg terug geen woord over dat incident. Dat is profvoetbal. Dat was wel wennen.’
Wat gebeurde in het seizoen ‘83/’84? Het is niet de eerste keer dat hij het verhaal vertelt: ‘De wedstrijden tegen Ajax zullen mij tot de laatste snik worden nagedragen. Bij de rust stonden wij met 0-3 achter. In de rust ging het van ‘gvd, we laten ons niet piepelen’. Getergd gingen we de tweede helft in. Ik scoor er twee en Joop Böckling maakt de 3-3. Iedereen juichend op de banken. Later in De Meer winnen wij met 3-0, ook toen schopte ik ze erin.’ Met Böckling speelt John bij speciale gelegenheden in oud-Haarlem.
Verschoor, die jongen uit het westen
In die tijd kon een speler niet zelf of via zijn zaakwaarnemer bepalen in te gaan op een contract of een verlenging. Laat staan over transfersommen. Zo kon de club een speler als een ‘slaaf’ verhuren of verkopen aan een andere club. Door een profvoetballer in België, Jean-Marc Bosman, kwam er een einde aan deze onvrijheid. John Verschoor was nog de pineut. FC Haarlem verhuurde hem aan SC Veendam, dat aan de Lange Leegte zijn povere partijtjes speelde. De Lange Leegte stond bekend als ‘Siberië’, als een strafkamp waar je nog niet dood gevonden wilde worden. ‘Nee, nee, nee,’ protesteert Verschoor. ‘Ik heb het daar een jaar uitstekend naar mijn zin gehad. SC Veendam stond bekend als een cultclub, met een minimum aan budget, in een ambiance minder dan die van 4e klasse amateurs. Daar heerste een uitgelaten sfeer met veel bier. Nuchtere, over het algemeen weinig spraakzame voetballers kleunden er elke week in, promoveerde zelfs tweemaal naar de Eredivisie en kelderde meteen weer tweemaal.’
Verschoor had bedongen eenmaal per week naar Oost-Groningen te komen om te trainen, driemaal 475 kilometer per week was een bovenmenselijke opgave. Hij zou zijn conditie op peil houden bij UVS, bij Arie Lagendijk. ‘Daar kwam natuurlijk niet veel van,’ herinnert John zich. Weer die lach. ‘Ik nam toe in gewicht. Dat ontging trainer Henk Nienhuis niet. Hij vroeg naar het telefoonnummer van Arie om te overleggen. Arie heeft geen telefoon, zei ik. Geen telefoon? Kom nou. Nee, Arie heeft echt geen telefoon, hoe woont in een afgelegen boerderij, ver van de bewoonde wereld, daar is geen telefoon. Verdomd, Nienhuis geloofde mij.’
Ook Arie viel voor de altijd vrolijke, praatgrage Leidenaar, die door zijn ervaring zo belangrijk was in de kleedkamer en op het veld. ‘Ze keken tegen mij op, omdat ik uit het westen kwam, aanwijzingen gaf, zonder boven de groep te staan. Die gewone jongen werd dus tot aanvoerder gebombardeerd.’
Na SC Veendam bouwde John Verschoor af, bij LFC, oriënteerde zich op de trainersmarkt en ging onder meer aan de slag bij Roodenburg. De mooiste jaren als coach beleefde hij bij ASC, waar hij 8 jaar aan het roer stond. Alleen al zo’n ongehoord lange periode van de ‘volksjongen’ bij het studentikoze ASC zorgde voor een golf van verbazing. ‘Hij haalt daar de Kerstmis niet,’ werd er aan de tap voorspeld. ‘Net als een kalkoen.’ Wat hadden al die kenners ongelijk. ‘Er is een klik geweest vanaf het prille begin tot en met het afscheid.’
John is een sfeermens, hij houdt van gezelligheid en ontspannen een wedstrijd ingaan, levert de beste prestaties. Dit ‘Verschoor Medicijn’ werkte. Driemaal loodste hij de rood-zwarte formatie de nacompetitie in. Nog steeds kan hij smakelijk lachen om een uitspraak van clubicoon Leo Steinmetz: ‘Bij ASC breekt alleen de pleuris uit, wanneer er geen bier meer is.’ Dan komt John met een onthulling: ‘Toen John van Berkel een tijdje terug bij MMO vertrok, werd ik gevraagd het seizoen af te maken. Zal ik het doen, vroeg ik me af? Het ging kriebelen, MMO is een mooie club, ik heb een seizoen meegelopen als stagebegeleider van mijn zoon Pascal. Ik heb het niet gedaan. Je legt je vast, hè, neemt verantwoordelijkheid. De club rekent op je. Laat mij zo af en toe naar Spanje gaan, een rondje golfen.’
Even voordat ze vanuit Spanje naar huis reden, kwamen het Leidse stel Phil Verstraaten (voormalig voorzitter van Lugdunum, CM) nog tegen. Hij woont bij hun in de buurt. Dan komen de namen van nog meer voetballers voorbij die naar Spanje zijn geëmigreerd of er een paar maanden per jaar verblijven. Bram Brandt (RCL), Gösta van den Burg (UVS, De Rijnsons), Arie Lagendijk, André Zonneveld, Martin Hereur, Jurgen Kok (Roodenburg). Het laatste stukje van de witte chocolade heeft John met smaak opgepeuzeld, het zilverpapiertje tot een balletje gekneed, de herkenbare blauwe verpakking met de Alpenkoe is in de prullenmand beland. Een subtiel signaal: einde interview.
Foto’s: Collectie Mirjam en John Verschoor, Archief A.S.C. (Emiel Sluyterman)
Actuele foto’s: Hennie Kanbier
Lees ook het interview met Tom Verschoor, de 4 jaar oudere broer van John.
Tom Verschoor: de giga-grote liefdes van een kanariegele krachtpatser