De grensrechter buitenspel gezet…….
Iedereen kent ze wel; de clubgrensrechter die te pas en te onpas met een stalen gezicht de vlag omhoog steekt om de scheidsrechter aan te geven dat er buitenspel is geconstateerd of dat deze een doeltrap of inworp moet toekennen aan de verdedigende (zijn) partij. Dit terwijl het voor iedereen binnen en buiten het veld duidelijk is dat er absoluut geen sprake is van buitenspel en/of de aanvallende partij een corner of inworp zou moeten hebben. De term ‘grensrechter’ is door de KNVB al enige jaren geleden vervangen door ‘assistent-scheidsrechter’. De naam zegt het al: ‘assistent van de scheidsrechter’. Veel van hen geven echter een hele andere interpretatie aan de functie, vandaar dat ik ze, met het risico dat ik vanuit Zeist een flinke reprimande krijg, verder aanduid als grensrechter. Gelukkig zijn er ook voorbeelden te over van (club) assistenten die de titel assistent-scheidsrechter wel verdienen. Zij hoeven zich dus niet aangesproken te voelen.
Momenteel is het (dis-) functioneren van de grensrechter een hot item. De irritatie neemt dusdanig toe dat in de zaterdageditie van het Algemeen Dagblad (editie Alphen en omstreken) een uitgebreid artikel was geplaatst waarin Dennis van den Ing, een trainer uit de regio, zijn ongenoegen uitsprak. En in de maandageditie van dezelfde krant besteedde columnist en voormalig hoofdklassetrainer Willem den Besten ruimschoots aandacht aan dit gegeven. En dat is niet het enige. Wekelijks berichten de media (kranten, websites, televisie steeds vaker over het (wan)gedrag van grensrechters. Voorbeelden zijn onder andere het optreden van beide grensrechters bij een wedstrijd in de zondag 4e klasse. die door de journalist ronduit onbetrouwbaar werden genoemd. Of een verslag waarin de grensrechter van een Leidse vereniging, door een onafhankelijk verslaggever, als kandidaat voor het wereldkampioenschap vaandelzwaaien werd genoemd. Ook las ik dat de trainer van een Leidse tweedeklasser (die ik ken als zeer integer en betrouwbaar), ‘geen woord kwijt’ wilde over de rol van de grensrechter van de tegenpartij, die onder andere nadrukkelijk betrokken was bij het –ten onrechte- afkeuren van een doelpunt. Navraag leerde dat deze grensrechter de gehele wedstrijd dubieuze adviezen aan de scheidsrechter gaf. Ook de samenvattingen via ons eigen LAV-producties geven soms een duidelijk beeld over het (dis-) functioneren van diverse grensrechters uit de regio. Een mooi voorbeeld is een onlangs uitgezonden samenvatting van een wedstrijd van een vereniging onder de rook van Alphen, waarbij één van de assistenten het te bont maakte.
Wie zijn dat toch die clubmensen die bij spelers, begeleiding en publiek wekelijks irritatie oproepen? Die scheldpartijen, hoon en commentaar (soms ook van de eigen) spelers en publiek over zich heen laten komen, alles om hun club bij te staan en te helpen tijdens (weer) een lange competitie? Het zijn vaak ‘geboren’ clubleden die al jaren vrijwilligerswerk doen of een voetbalcarrière bij hun club hebben afgesloten en toch betrokken willen blijven bij het (selectie) elftal. Of het zijn leden die onvoldoende kwaliteiten bezitten om als speler een bijdrage aan het resultaat te kunnen leveren en daarom voor de rol van assistent-scheidsrechter kiezen. Zij maken deel uit van ‘de staf’, zijn vaak een klankbord voor de (teleurgestelde) spelers, zijn de ogen en oren van de trainers, wonen de trainingen bij en drinken samen met de spelers een biertje. Zij zien zich vaak als verlengstuk van het team hetgeen, op zijn zachts gezegd, de objectiviteit van hun handelen niet ten goede komt. Het zijn mensen bij wie het DNA van de club in het bloed zit en die, na een nederlaag, misschien nog wel chagrijniger dan de spelers en de overige stafleden zijn.
Naast de ‘vrije’ interpretatie van de toepassing van de buitenspelregel ‘ door de grensrechter speelt hij ook vaak een opvallende rol bij ‘gepikte’ achterballen en inworpen. Zo manipuleren zij niet zelden de scheidsrechter door een duidelijke inworp voor de eigen partij toe te kennen aan de tegenpartij. Voorwaarde is dat deze wel op een plek plaatsvindt waar geen direct gevaar voor de eigen verdediging ontstaat en dat de score van dat moment het toelaat, bijvoorbeeld als het eigen team op voorsprong staat. Hetzelfde geldt voor het toekennen van een corner. Dat gaat naarmate de score het toelaat aan het eind van de wedstrijd duidelijk gemakkelijker dan in het begin. In bovenstaande situatie wil het zelfs nog wel eens voorkomen dat de vlag naar beneden blijft terwijl het wel buitenspel is.
Uit ervaring weet ik dat de rol van (neutraal) assistent-scheidsrechter niet makkelijk is. Als scheidsrechter worden wij bij beslissingswedstrijden in de (na)competitie regelmatig als assistent ingezet. Daarbij worden twee dingen duidelijk; het is een lastige klus die veel meer concentratie en spelinzicht vereist dan het ogenschijnlijk lijkt en het aantal keren dat er tijdens de gehele wedstrijd voor buitenspel gevlagd moest worden is op de vingers van één hand te tellen. Hierdoor rijst onmiddellijk de vraag of iedereen wel geschikt is voor deze klus en, veel interessanter, hoe kan het dan dat (club) grensrechters in een wedstrijd zo verschrikkelijk veel meer de vlag opsteken?.
Vooral de buitenspelregel is een lastige. Alles hangt samen met de handeling van de speler (speelt hij de bal, hindert hij het spel, grijpt hij zonder de bal te spelen in bij het handelen van de tegenstander of trekt hij voordeel uit zijn buitenspelpositie). Dit alles is aan het oordeel van de scheidsrechter, maar is slechts relevant als de speler op het moment van spelen ook daadwerkelijk buitenspel stond. De gehaaide grensrechter ziet hier veelal zijn kansen om de scheidsrechter ‘om de tuin te leiden’. Het is immers onmogelijk voor de man in het zwart (of willekeurige andere kleur) om anderhalf uur op één lijn met beide grensrechters te lopen.
In het Algemeen Dagblad droegen zowel Van den Ing als Den Besten een oplossing voor het probleem aan. En hoewel beide voorstellen creatief en innovatief zijn, ben ik echter de mening toegedaan dat zij beiden niet leiden tot de oplossing van het probleem. Van den Ing stelde voor om assistenten bij wedstrijden van andere verenigingen in te zetten. Hij verwees daarbij naar de regelingen bij de basketbalbond waarbij elke vereniging naar rato scheidsrechters dient te leveren die dan op wedstrijden van andere verenigingen worden ingezet. Op zich niet slecht bedacht, maar naar mijn mening onwenselijk en onuitvoerbaar. Het kost de vereniging veelal al moeite om voor hun eigen selectieteams (geschikte) assistenten te vinden, laat staan dat je mensen weet te werven die gemotiveerd en bereid zijn om elders te gaan vlaggen. Je loopt dus het risico dat je als vereniging en scheidsrechter twee totaal ongemotiveerde assistenten treft. Daarbij komt dat zij bij voorkeur niet aangesteld dienen te worden bij wedstrijden in de klasse waar hun eigen vereniging in uitkomt omdat zij anders het verloop van wedstrijden – en dus ook de competitie- in het voordeel van hun eigen vereniging kunnen beïnvloeden. Dat betekent dat assistenten aangesteld moeten worden in een andere klasse, wat dan weer reizen en reiskosten met zich meebrengt.
Clubliefde gaat ver, maar ik vraag me af of die in dit geval tot verder dan vijf kilometer van het clubhuis reikt. Zijn voorstel zou in mijn ogen wel kunnen werken t.a.v. de arbitrage in het jeugd- en recreatievoetbal. De mogelijkheden om ‘dicht bij huis’, vaak binnen het eigen dorp, een wedstrijd te kunnen fluiten bij een andere vereniging zijn daar groter, vaak ook nog wel afwisselend en daardoor aantrekkelijk en het lost het mogelijk nog grotere probleem van de ‘thuisfluiter’ in beide categorieën op.
Den Besten stelt voor om de grensrechter niet bij de eigen verdediging maar bij de aanval te positioneren. Hij komt met diverse motivaties en noemt als een van de positieve gevolgen dat deze oplossing kan bijdragen aan de ontwikkeling van de voetballer. Interessante argumenten, maar zij lossen mijn inziens de kern van het probleem niet op. Waar de grensrechter ook staat, verdedigend of aanvallend, hij kan (door clubliefde gedreven) het verloop van de wedstrijd blijven beïnvloeden. Het enige voordeel zou kunnen zijn dat er door zijn handelen nog maar weinig wedstrijden in 0-0 eindigen maar bant de overmatige clubliefde van de grensrechter niet uit.
Er is maar één echte oplossing en dat is de buitenspelregel afschaffen. Dat voorstel heeft ten kantore van zowel de UEFA als de FIFA echter hetzelfde gevolg als een aardbeving met de kracht van 7 op de schaal van Richter. Bij beide bonden is dit absoluut onbespreekbaar. Daarom zullen we het, zolang de bond nog niet voldoende gecertificeerde neutrale assistenten voor alle klassen kan leveren, dus moeten doen met clubgrensrechters met alle gevolgen van dien.
Kunnen we dan helemaal niets doen om het gedrag van de grensrechter te veranderen of te beïnvloeden?. Ik ben van mening dat de scheidsrechter hier een grote rol in kan spelen, vooral bij wedstrijden waarbij de club gebruik maakt van een grensrechter van ‘naam en faam’. Grensrechters dienen zich namelijk te realiseren dat zij door hun gedrag een ‘naam opbouwen’. Net zoals bij verenigingen wordt gekeken naar de scheidsrechter van dienst (kennen we hem, is het een pietje precies, houdt hij van stevige duels, is het een kaartentrekker etc.) spreken de scheidsrechters op trainingen en bijeenkomsten over hun ervaringen. Het gedrag van de grensrechters van bepaalde verenigingen blijft daarbij niet achterwege. En als het functioneren van een grensrechter ook nog leidt tot een ‘vermelding’ van zijn gedrag in de media blijft dat binnen het scheidsrechterkorps ook niet onopgemerkt.
Uit ervaring weet ik dat de meeste scheidsrechters voorafgaande aan de wedstrijd hun assistenten instrueren en werkafspraken maken. Diezelfde ervaring leert mij echter ook dat een groot deel van deze instructie kennelijk het ene oor in, maar ook vaak al in de kleedkamer onmiddellijk het andere oor weer uitgaat. Verklaarbaar want de grensrechter heeft slechts incidenteel te maken met de betrokken scheidsrechter, terwijl hij zijn spelers meerdere malen per week ziet. Natuurlijk kan een scheidsrechter de grensrechter tijdens een wedstrijd ‘overrulen’ door een of meerdere malen een vlagsignaal te negeren in de hoop dat laatstgenoemde zijn gedrag aanpast. Een mooi voorbeeld hiervan was te zien in de eerder genoemde samenvatting waarbij de scheidsrechter van dienst zijn grensrechter vier keer ‘liet staan’. Het kan volgens mij nooit leuk zijn om daar voor het oog van je eigen vereniging genegeerd te worden terwijl je met je vlag staat te zwaaien. Het maakte echter wel duidelijk dat de scheidsrechter van dienst zich niet ‘in de maling’ wilde laten nemen en vooral eerst op zijn eigen waarneming en inzicht af ging.
Maar willen we de partijdige grensrechter echt buitenspel zetten dan rest eigenlijk maar één maatregel en dat is dat er een nieuwe verfrissende afspraak tijdens de werkinstructie wordt gemaakt, waarin de rollen worden omgedraaid en de verantwoordelijkheid van de grensrechter wordt ingekaderd. Die afspraak luidt: ‘als ik fluit, vlag jij’.
Mocht u als grensrechter met mij geconfronteerd worden en ik maak deze afspraak met u; dan weet u hoe u bekend staat……..