De afspraak van uw verslaggever is duidelijk: er wordt niet over Tim gesproken. Daar wordt streng de hand aan gehouden. Over Henk jr. wordt alleen genoteerd dat ‘hij een minstens zo goede voetballer is geweest als zijn broer, alleen Henk is nooit ontdekt geworden’. Genoeg over de zonen die moeder Greet en vader Henk ‘prachtige kleinkinderen’ hebben geschonken.
Krullenbol
Het voetbal aan de Haarlemmertrekvaart, op de hoek van Groenoord, daar op een golvend graslandje is de liefde voor het balletje geboren. Daar werd met vriendjes de hele dag buiten gespeeld, geravot, slootje gesprongen in de zomer (‘Uitkijken, een verkeerde beweging en je ligt in de plons’) en ’s winters ijsschotsjes gelopen (‘Dat was linke soep’). Op een blinde muur werd een doel getekend en met grote letters ‘TZE – Trap Ze Erin’ op gekalkt met stoepkrijt. Daar werden de strafschoppen genomen.
Henk volgde al gauw zijn vier jaar oudere broer Kees, die bij Lugdunum voetbalde. Ukkies bestonden nog niet, F-jes evenmin. Henk, niet groot, niet klein, stevig van bouw en heel snel, begon bij de pupillen en vocht zich in 1966, vlak voordat hij in militaire dienst ging, af en toe in de hoofdmacht. Lugdunum speelde toen in de buurt. Het Zwarte Pad met andere Leidse clubs lag eveneens dichtbij.
,,Als klein ventje en ook later had ik blond krullend haar. Dat kun je je nu niet meer voorstellen,” lacht de voormalige glaszetter, die de laatste tien jaar van zijn werkzame leven als bode verbonden was aan de gemeente Voorschoten. ,,Voorschoten, mijn vader voetbalde daar ooit bij Rouwkoop. Maar dat is een heel ander verhaal.”
De krullenbol kon lekker voetballen. ,,In die tijd werd er een systeem gespeeld waarmee je nu niet meer hoeft aan te komen. Twee backs, drie man op het middenveld, vijf man voor waarvan de binnenspelers ook ballen moesten ophalen.”
De huidige speelwijze 5 – 2 – 3 en 4 – 2 – 4 begrijpt Henk heel goed. Maar vraag hem niet naar de systemen die door trainers of analisten op borden worden getekend. Veel te ingewikkeld. De ‘stopperspil’ van toen kan hij nog steeds goed plaatsen, de ‘slingerback’ van de jaren vijftig/begin zestig is nog steeds een rare figuur voor hem, een raadsel.
Pipowagens
Henk de Cler heeft maar liefst 500 wedstrijden voor LVV Lugdunum gespeeld. Op drie posities wist hij betrouwbaar te acteren. ,,Ik heb linksbinnen gestaan, later linkshalf en ben geëindigd als voorstopper,” vertelt hij. ,,Met het klimmen der jaren ging ik meer naar achter, hoefde ik ook minder meters te maken.”
Hoekschoppen nam Henk graag. Daar maakte hij een showtje van, dat begon op weg naar de cornervlag met een handgebaar, zijn vrienden en kennissen langs de lijn groetend. De bal werd met de nodige precisie neergelegd. Henk liep dan iets naar achteren, maakte tot hilariteit van het publiek een huppeltje en schoot het leer op maat in de doelmond. ,,Dat was altijd lachen.”
De namen van clubs waartegen Henk zijn ongekend grote aantal competitiewedstrijden speelde, kent hij natuurlijk. Maar hij houdt niet van dorre opsommingen. Veel liever vertelt hij van het kampioenschap naar de eerste klasse. De beslissende wedstrijd tegen Naaldwijk werd verloren, maar de concurrentie wist ook geen punten te pakken, dus de pomp kon op volle toeren het schuimend nat schenken. Of een polonaise is gelopen op het terrein waar al die woonwagens stonden opgesteld, weet hij echt niet meer. ,,Dat waren geen woonwagens, zoals je die nu ziet. Dat waren van die Pipowagens, waar je paarden voor kon spannen.”
In zijn lange voetballoopbaan heeft Henk nauwelijks te kampen gehad met blessures. Eén keer is hij enkele weken uitgeschakeld geweest doordat een knie nogal stevig in zijn bovenbeen was geplant. Ja, hij heeft ook een tijdje last van astma gehad. Opeens. Trappen lopen ging steeds moeilijker. ,,Ik liep toen met een inhaler in mijn kontzak te voetballen. Het is vanzelf weer overgegaan.”
Trainers
,,Ik bewaar heel goede herinneringen aan de lagere school aan de Cecilliastraat,” zegt Henk, om dan moeiteloos jaren over te slaan en over te stappen op de militaire diensttijd. Op zondagavond werd hij – in uniform – naar het station gebracht door zijn Greet, met wie hij trouwde en naar wie hij nog steeds met verliefde blikken kijkt. Terecht. ,,In de plunjezak had ik dan jam, pindakaas en andere lekkere dingen voor op het brood.” In ’t Zeepaardje bij De Burcht werd gedanst of alleen maar een biertje gedronken.
Tot zijn 35ste heeft De Cler in de hoofdmacht van Lugdunum gespeeld, waarvan vijf jaar als aanvoerder. Aan trainers bewaart hij geen speciale herinneringen. Welke trainers hebben hem tot een betere voetballer gemaakt? De schouders worden opgehaald. ,,Ik zou het niet weten.” Maar dan veert hij op en zegt: ,,Ruud de Groot vond ik wel goed. Hoewel wij aanvankelijk geen vrienden van elkaar waren. Waarom niet? Hij liep een beetje met de borst vooruit van ‘hier ben ik’. We vonden hem een beetje arrogant. Verder vond Ruud mij te oud. Zijn uitspraak draagt natuurlijk ook niet bij tot een hartelijk contact.” Maar – vindt De Cler – Ruud had wel verstand van het spelletje, en later konden ze uitstekend door een deur.
De coach die een abrupt einde aan de voetbalcarrière van Henk maakte, heette Koster. ,,Die man had een geheel eigen kijk op de manier van trainen. Hij liet ons hardlopen op het strand van Katwijk, door het mulle zand. Dat mag je voetballers niet aandoen. Wat mij betreft heeft dat niet lang geduurd. Ik zei ,,trainer wat een zottigheid, dat is niks voor mij, hoor, ik ga.”
Scheidsrechter
Dat Henk niet werd uitgezwaaid – trouwens hij kan zich niet herinneren of er iets van een afscheid is geweest – heeft een heel goede reden: ,,Ik ging niet weg bij Lugdunum, ik verhuisde naar het 8ste, een vriendenelftal, een bierteam, gezellig!” Met die veteranen heeft De Cler tot zijn 50ste gevoetbald. Jonge gasten, dollen, lachen!
Toen kwam er een andere functie bij de club voor hem, die van scheidsrechter. Dat heeft hij op de kop af vijf seizoenen gedaan. Als fluitist viel de doorgewinterde Lugdunummer niet op door het lopen van de diagonalen, waartoe de KNVB de mannen in het zwart voortdurend aanmoedigt. Nee, de clubarbiter begon op de middenstip en bleef daar tweemaal 45 minuten staan. Hij zei de taferelen vanaf die plek uitstekend te kunnen overzien. Daarmee probeerde hij te verbloemen dat hardlopen niet zijn meest geliefde bezigheid was. Dat was ook aan hem te zien… zwembandjes en buikje! ,,Niemand bij Lugdunum heeft ooit geklaagd over mijn optreden als arbiter,” lacht hij, ,,ik was altijd goed voor een punt of zes per seizoen voor de club. Hahaha.”
Nog altijd is Henk de Cler in het weekend langs de lijn te vinden. Vroeger bij elke wedstrijd van Ajax, AZ, Feyenoord en Lugdunum. Nu alleen nog bij Lugdunum. ,,Het blijft mijn club,” klinkt het eenvoudig. En dat er de komende seizoenen in Huize De Cler nog meer over de club zal worden gepraat, is helder. De zoons Tim en Henk keren terug aan de Oegstgeesterweg. Ze maken ook hun cirkel rond. Ze begonnen bij Lugdunum en willen daar hun loopbaan ook besluiten.
Terwijl de kaas-, bloemen- en aardappelmannen al bellend door de straat hun aanwezigheid aankondigen (dat dat nog bestaat, was uw verslaggever onbekend), doet Henk een bekentenis. ,,Toen mijn jongens nog klein waren en ik in het eerste van Lugdunum liep te ballen, dacht ik ‘ik hoop dat Tim en Henk dit ook ooit mogen meemaken. Dat is gebeurd, en hoe. Mooi hè!”
Hij pakt het boek van Andy van der Meijde, Tim heeft met hem gevoetbald. Greet over de realitysoap van Andy en zijn vrouw: ,,Ik heb zaterdag twee keer gekeken, de eerste en laatste keer. Ik heb niet veel kapsones, maar wat daar vertoond wordt is zo ordinair, verschrikkelijk.” Het boek moet ook niet veel soeps zijn, zo te zien aan het gezicht van Henk.
Tweemaal per week fietst Henk met zijn buurman naar de sportschool, zijn manier om de condities op peil te houden.
Maakt hij zich nog ergens zorgen over? De terugloop van het aantal leden van voetbalclubs. Jongens haken af zodra ze een jaar of zestien zijn. Ze krijgen andere interesses. Wanneer jongens gaan trouwen of samenwonen leveren ze ook hun tenue in. Leek jaren geleden de aanwas van Ukkies en F-jes onstuitbaar, ook daar zie je nu een terugloop. Die jochies gaan op hockey of tennis, voetbal is niet hun eerste voorkeur meer. Verder acht Henk de Cler fusies onontkoombaar, maar wie met wie samen moet, weet hij nog niet.
Over dit en nog veel meer wordt tijdens de reünie in mei gesproken natuurlijk. Lugdunum bestaat 75 jaar en het lijkt Ingrid Redel, Kees Boterman, Ton van Weeren en Koos van Egmond van de Reünie Commissie een goed idee om namen van toen (bestuursleden, ereleden, leden van verdienste, oud-bestuursleden en vooral oud-spelers) nog eens bij elkaar te hebben. ,,Daar ga ik natuurlijk naar toe, weet Henk, samen met Greet.” Dat wordt een ouderwets Lugdunum-feest, dat weet ik zeker.”
Wanneer we buiten afscheid nemen, vertelt de ‘pensionado’ dat hij zich zo ergert aan al die spelers met die glimmende schoentjes, die bij het minste van geringste kermend op de grond gaan liggen. ,,Wanneer je alleen al naar die verwende miljonairs kijkt, vallen ze al om. Bah.”