Gretig plukten de grijpgrage kolenschoppen (zonder handschoenen) van Mat Keereweer alle ballen uit de lucht
Martin van Well, Bram Brandt, Wijnand Sloos waren geblokte doelmannen die ontzag uitstraalden, hun doelgebied als getergde tijgers bewaakten. Slechts weinigen konden de moed opbrengen zich in hun buurt te wagen. Grote namen in de Leidse voetbalgeschiedenis. Eén torende er letterlijk en figuurlijk met kop en schouders bovenuit. Mat Keereweer. Wat een keeper!
Er is een tijd geweest dat iemand van 84 er ook als 84 uitzag. Ouden van dagen, wachtend op het laatste fluitsignaal na een leven van hard werken. De bejaarde-van-toen liet zich zuchtend en kreunend in een makkelijke stoel vallen, en probeerde er piepend en krakend en winden latend uit te komen. De tijden zijn drastisch veranderd. De 80-plusser-van-nu is fit, fietst zijn rondjes, wandelt er lustig op los en lijkt tien jaar jonger dan in zijn paspoort staat. Zo’n iemand is Mat Keereweer. Hij heeft als doelverdediger een staat van dienst in gouden letters geschreven en een jaloersmakende cv als trainer.
Discipline
Stipt half 2 belt de verslaggever van LeidenAmateurVoetbal (LAV) bij hem aan. Geen minuut eerder, geen 60 seconden later. Half 2 is half 2. Mat Keereweer is van de discipline. Die karaktereigenschap had hij al als actief voetballer en was ook leidend toen hij als trainer/coach zijn manschappen instructies gaf of hen langs de lijn tot grote prestaties opstuwde.

De dagen van Mat zijn van uur tot uur ingevuld. De voormalige goalie doet tweemaal per week een bakkie bij zijn oudere zus, zijn zoon en kleinzoon doen als respectievelijk sportschoolhouder en horecaondernemer regelmatig een beroep op hem, vragen raad aan de ‘ouwe’, die is immers gepokt en gemazeld in het leven en koestert zijn achterkleinkind van vijf jaar (‘Een pareltje’). Mat Keereweer zou Mat Keereweer niet zijn wanneer hij het interview met LAV niet goed had voorbereid. Foto’s, plakboeken en memorabilia heeft hij bij elkaar gezocht en uitgestald, hij verontschuldigt zich: ‘Er is nogal wat verloren gegaan bij verhuizingen.’

Hij zegt met een duidelijk hoorbaar gevoel van nostalgie in zijn stem: ‘Bij het zien van dit alles is het voetballeven weer aan mij voorbijgetrokken.’ Mat behoort niet tot het leger van ‘vroeger was alles beter, leuker’. Hij leeft nu, een goed leven, met een meer en meer geaccepteerde toekomst achter zich. De ontmoeting met LAV heeft hem gedwongen de berg foto’s nog eens door te spitten. Duizenden namen en sportieve gebeurtenissen passeren de revue. Veelal met een lach kijkt hij er naar. Soms valt er een traan. Herinneringen. ‘Wanneer jij straks weg bent, gaat alles weer naar de schuur.’ Wat er met dit tastbare verleden gaat gebeuren wanneer het tijdelijke met eeuwige wordt verwisseld, weet de Merenwijk-bewoner niet. ‘In een container?’ Nu niet aan denken.

Complete keeper
Als doelman heerste Mat Keereweer in de 16. Hij voetbalde mee, wat later Stanley Menzo bij Ajax ook succesvol deed. Dat was nieuw, zorgde voor spektakel, dat zag het publiek graag. Ik zat op de tribune, eerst op die krakkemikkige in de Leidse Hout, later op Noord, in de ban als ik was van deze 90 kilo wegende en 1.89 meter lange, ogenschijnlijk onverstoorbare keeper. Hij beheerste het vak compleet. Dat vertel ik hem.

‘De beoordeling over mijn kwaliteiten laat ik graag aan anderen over. Ik kan je wel zeggen dat ik voor die tijd misschien compleet was. In de lucht hadden weinigen schijn van kans tegen mij. Lage ballen pakte ik ook net zo makkelijk. Maar zo technisch, elastisch en flexibel keepers tegenwoordig zijn, daar was toen geen sprake van.’

Dan houdt Mat een verhandeling over de keepers tijdens het WK in Qatar, die de meest onmogelijke ballen konden keren. Hij roemt hun ‘duizelingwekkende reflexen’, ook of juist bij ballen met een ‘vaartje van 150 kilometer’. Dat er strafschoppen werden gestopt, wekte echter minder verbazing bij hem. ‘Ik heb ook penalty’s gestopt,’ vertelt hij zonder zweempje van trots, laat staan hoogmoed. ‘Ik zag in een oogopslag hoe zeker een speler was, lette op elke beweging van hem, keek naar zijn voeten, taxeerde zijn aanloop. Dat alles in een flits. Ik hoefde hem niet te intimideren met een knipoog of een rochel op zijn schoen.’

Dat keepers eenlingen binnen een elftal zijn, hoeft niet nog eens onderstreept te worden. Dat is bekend. ‘Hij is een individualist, zo is hij gemaakt. Keepen zit in je genen, je kunt het niet leren. Wel kun je groeien als keeper. Door veel te trainen, veel wedstrijden te spelen en veel keepers aan het werk te zien.’

Keeperstraining? Daar gelooft Mat niet in. Trainen met de andere jongens, ja, en afwerken op het doel, ook ja. ‘Wat ik van de trainers tijdens mijn carrière het meest heb opgestoken? Dat ze mij wezen op mijn fouten, op de punten die ik kon verbeteren. Dat heb ik overgenomen toen ik zelf trainer werd.’ Toen Mat Keereweer hele weekenden sportvelden afstruinde en wedstrijden bekeek, kon hij bij de ‘jonkies’ al zien wie het in zich had later een goede doelman te worden.

‘Ik lette erop hoe balvast en vangvast ze waren. Konden ze goed en al gericht uitschieten? Ga niet lachen: ook of ze al iets uitstraalden, een persoonlijkheidje hadden.’ Als eigen sterke eigenschappen noemt Keereweer: ‘Mijn coaching en mijn uittrappen tot in de zestien van de tegenstander. Daar kwamen vaak doelpunten uit voort. Dat waren dropkicks die je tegenwoordig bijna niet meer ziet.’
Dat tikkie-tikkie-takkíe-takkie van tegenwoordig en weer breed leggen, hij kan het niet aanzien. Hij glimlacht. Wat is er? ‘Ik zit aan het woord lijnkeeper te denken. Dat is een keeper die niet uit durft te lopen. Hahaha.’

Buurtelftal
Van zijn 10e tot zijn 32ste heeft Keereweer op doel gestaan. Bij een en dezelfde club, Roodenburg. Op zijn 44ste moest hij als trainer van Leidsche Boys van de nood een deugd maken. ‘De selectie was zo smal, een mannetje of dertien. De eerste keeper moest wegens een ernstige blessure afhaken, een tweede man was er niet, dus ik ging tussen de palen, een half seizoen combineerde ik twee taken. Met plezier.’ Toen kleine Mat op zijn 10de , aangemoedigd door oom Koos, kennismaakte met het spelletje, begon hij als veldspeler. Mat had al snel door gelukkiger te zijn als doelman.

‘Ik was groter en steviger dan mijn vriendjes, een beetje de bouw van mijn moeder.’ De elf jochies uit de Louise de Colignystraat en Willemstraat hadden nog niks met VNA, Oranje Groen en Leidsche Boys, die aan het Zwarte Pad de velden bespeelden. Onderlinge partijtjes speelden ze, toernooitjes. Pas op hun twaalfde togen de jongens weer aan de hand van oom Koos Rijsdam naar Roodenburg, daar speelden de meeste vriendjes uit de buurt. Dat eerst de Leidse Hout en later Noord hun tweede huis zou worden, wisten ze natuurlijk niet. Op de eerste elftalfoto staan oom Koos, zijn zoontje Wim, Mat en de vriendjes van school en uit de buurt. In vlekkeloos tenue.

‘Hier zijn wij 9/10 jaar. We speelden nog niet bij Roodenburg, we waren te jong.’ Het bleef dus bij onderlinge partijtjes op het veld en in de straat (7 tegen 7). Dat laatste kon nog, auto’s waren er niet. Van wie de jongens de kleding hadden gekregen, weet Mat niet. Daar stond hij niet bij stil toen. Voetballen was hét vermaak voor de jeugd. Elk vrij moment werd er een balletje getrapt. Er was nog geen televisie, voor stripboeken had je geen geld. Internet, gamen, iPhone, uitvindingen die toen nog niet te vinden waren in de kraamkamers van de vooruitgang. Nee, andere afleidingen waren er niet. ‘De best denkbare leerschool was de straat,’ weet Mat. ‘Kapotte knieën, gat in je hoofd, je leerde incasseren, thuis een knal krijgen omdat je kleren weer gescheurd waren.’
Overzicht en inzicht
Op de kop af op 16 jarige leeftijd debuteerde Mat in het eerste elftal van Roodenburg. ‘Ik stond nog in A1, moest invallen omdat de keeper geblesseerd was.’ Hij voelde zich niet voor de leeuwen gegooid. Mat had zijn postuur mee, kon al terugkijken op de nodige kampioenschappen. Niet op zijn mondje gevallen dirigeerde hij al zijn defensie. Hij had overzicht en – belangrijker – inzicht. Hoeveel maal Keereweer in zijn voetballeven in de goal heeft gestaan? Hij haalt de schouders op, rommelt door tussen de foto’s, hij weet het niet. Niet belangrijk. Veel liever heeft hij het over mannen als Cor Pennenburg (‘Een schaver’), Piet Polanen en Sam den Os. Jongens die het team droegen, het voortouw namen, op sjouw gingen en oh zo bijdroegen aan de successen van Roodenburg.
‘Van de vierde naar de eerste klasse gingen we,’ klinkt het dan enigszins opgewonden. ‘Bekijk deze foto’s eens. Hoeveel publiek kwam op onze wedstrijden af? Duizenden.’ Dan klinkt het relativerend: ‘Voetbal was het enige uitje voor de mensen. Ze leefden van zondag naar zondag. Voetbal was het gesprek van de dag.’ In het begin van zijn loopbaan als keeper waren zijn ouders niet zo te porren naar hun zoon te komen kijken. Dat veranderde echter toen Mat steeds meer het onderwerp van voetbalgesprekken werd. ‘Vanaf dat moment kwamen pa en ma altijd kijken. Ze stapten gewoon in de bus naar de uitwedstrijden. Hahaha. Later heeft mijn vader nog kaartjes staan af te scheuren bij de ingang.’
Eigen aanpak
Er kwam vrij plotseling een einde aan de actieve loopbaan van Mat bij Roodenburg. Dat gebeurde in de jaren ’70 van de vorige eeuw. De club speelde in de eerste klasse en maakte in de nacompetitie kans op het algemeen amateurkampioenschap van Nederland. Dat is niet gelukt, op een haar na. Mat Keereweer: ‘In die tijd raakte ik geblesseerd en miste wedstrijden om de landstitel. Bij de voorbereiding op het nieuwe seizoen vertelde de trainer dat ik op de bank moest beginnen. De reservedoelman, Peter Boom, die het goed gedaan had, werd de eerste keus.’

Keereweer begreep daar niets van. Zwaar teleurgesteld gooide hij de handdoek en vertrok. Wat had hij dan gewild? ‘Als je terugkomt van een zware blessure, de revalidatie zelf ter hand hebt genomen en weer fit bent, wil je daarvoor toch beloond worden en opgesteld worden. Nee, meneertje, ik met mijn staat van dienst kon achter aansluiten.’

Later als trainer gebruikte hij deze ervaring als blauwdrukproef. ‘Als een goeie jongen terugkwam van een blessure, stelde ik hem weer op en ging zijn vervanger weer naar de bank. Ik legde mijn beslissing vooraf uit, ze begrepen het en gingen akkoord. Wanneer de terugkeer na een paar wedstrijden niet bleek te werken, draaide ik de rollen weer terug. Daar was begrip voor.’ De Merenwijker heeft geen hard feelings meer, het is allemaal zo lang geleden.

Als trainer heeft de Leidenaar ook zijn sporen verdiend. Hij was een seizoen actief bij VWS (Van Wijk Sport), waar Jan Duivesteijn en Huug Kok van zich deden spreken; vier jaar bij De Sleutels, waar Bram Lepelaar en Dick Barnhoorn als doelmannen opvielen; vier jaar Stompwijkse Boys; twee jaar MMO; weer De Sleutels (twee jaar); twee jaar Unitas en afsluitend twee jaar jeugdtrainer bij vv Leiden.

‘Ik behaalde mijn trainers D-diploma bij Leo Halkes van UVS, de cursus werd ook bij UVS gegeven. Arie Lagendijk en ik gingen tegelijk op voor het examen. Arie is heel ver gekomen, ik hield het op D. Met de kennis van nu had ik het anders gegaan.’ Daarmee bedoelt Keereweer dat hij beschikte over de ‘X-factor’, iets ondefinieerbaars, maar oh zo belangrijk bij het werk van een trainer. ‘Weet je, Cees, bij elke club waar ik gewerkt heb, ben ik nog van harte welkom, ook in de bestuurskamer. Ik lag goed bij besturen en spelers. Er waren trainers die na een wedstrijd of training meteen naar huis gingen. Dat deed ik niet. Ik bleef nog praten met iedereen, nam een biertje. Wanneer je zo ontspannen omgaat met elkaar, werkt dat door in de prestaties.’ Eigen aanpak? Mat Keereweer knikt.

KV Oostende, LFC, UVS
Een doelman met de kwaliteiten van Mat Keereweer wil iedere vereniging graag inlijven. Ondanks zijn blauw/zwarte hart heeft hij op het punt gestaan zich in andere kleuren te hijsen. Het is er – gelukkig voor iedere voetballiefhebber in Leiden en omstreken – niet van gekomen. Een delegatie uit België had op de tribune plaatsgenomen. Mat wist dat niet. Er werd hem later een aanbod gedaan om bij KV Oostende te komen waken tussen de palen. Het contract hadden de heren al bij zich, Mat hoefde alleen maar te tekenen. Hij vroeg 48 uur bedenktijd, overlegde met zijn vrouw en bedankte de Vlamingen voor hun interesse, maar het antwoord werd nee. Het gezin en de club wonnen het van de financieel aanlokkelijke aanbieding.

‘Ik had toen ook een goede baan als ambtenaar, in de buitendienst van de gemeente Oegstgeest. Zo’n zekerheid geef je niet snel op.’ Ook van LFC-zijde werd aan hem getrokken. De Kanaries stelden ‘een leuk zakcentje’ in het vooruitzicht. Hier greep pa Keereweer in. ‘Jij gaat niet naar de Boshuizerkade, Mat,’ sprak vader. Mat gehoorzaamde. Ook werd Keereweer uitgenodigd te komen praten met voorzitter Wondergem van UVS. ‘Dat was nog aan de Wassenaarseweg,’ herinnert hij zich. ‘UVS speelde betaald voetbal en mocht dus officieel zijn spelers betalen. Ik heb de heer Wondergem aangehoord, maar toch bedankt voor de uitnodiging. Wat ik kon verdienen voor een training, voor een gewonnen wedstrijd, gelijkspel of verlies, vond ik dik onvoldoende. Maar eerlijk is eerlijk, ik was vereerd, UVS is toch een club.’

Roodenburg betaalde zijn held ook. Dan onthult Mat dat toen hij in militaire dienst was, hij elke twee weken naar huis mocht. Met een gratis treinkaartje reisde hij af naar Leiden, op tijd om zijn wedstrijd te spelen. Dat betekende dat hij om de week een vervanger moest vinden om voor hem de wacht te lopen. ‘Jongens waren wel bereid mijn wachie over te nemen. Niet gratis. Ik gaf ze dan een tientje en Roodenburg betaalde mij dat terug, met de reiskosten.’

De boomlange Keereweer kijkt met veel plezier terug op zijn sportleven en op alles wat hij bij de club heeft meegemaakt en vergeet de vriendschappen-voor-het-leven niet. Dat pakken ze hem niet meer af. Graag, heel graag zou hij zich op donderdagmorgen aansluiten bij zijn ouwe gabbers, de wandelvoetballers, maar zelfs het slow-motion-voetbal gaat niet meer. ‘Mijn knieën, hè, zijn niet best meer, her en der heb ik last van artrose.’

Mat Keereweer klaagt niet, blij als hij is nog te kunnen fietsen. Zelfs op en neer naar Sassenheim, naar zijn vriendin. ‘Ik volg het voetbal op de voet, ook via LeidenAmateurVoetbal.’ Hij maakt er na drie uur zelf een slotje van het interview van. Mat kiest zijn woorden zorgvuldig: ‘Wat heeft Roodenburg de afgelopen bijna 100 jaar veel grootheden voortgebracht.’ Dat hijzelf tot de legendes behoort, wil hij niet geloven. Bescheidenheid?

Foto’s en knipsels: Collectie Mat Keereweer, Dick Barnhoorn
Actuele foto’s: Hennie Kanbier
Scans: Elly Bavelaar
Met dank aan Jan Lovink








Mat zeker de beste kieper waar ik mee gespeeld heb
Als hij los riep moest je echt niet meer omhoog gaan
Bespeelde zeker het hele strafschop gebied
Haalde met één hand de ballen uit de lucht
Hij was de beste in zijn tijd veruit
Wederom weer een prachtig verhaal uit de pen van Cees. Heerlijk om deze verhalen uit de oude doos, via LAV terug te lezen. Met Mat Keereweer, hebben wij met De Sleutels aan De Vliet, prachtige tijden mee gemaakt. Kampioenschappen, met als hoogtepunt het algeheel zaterdagkampioenschap van Nederland voor kampioenen van de afdelingen. In die tijd had je dit nog o.a. de afdeling Leiden. Ik heb Mat, meegemaakt als keeper bij de selectie veel van deze topper toen op gestoken. En later heb ik Mat, mee gemaakt als trainer, in mijn functie als voorzitter. Veel later kwam Mat, met regelmaat de wedstrijden bezoeken van de zaterdag 1e klasser GHC. Waarbij ik Mat, graag uitnodigde als gast in het sponsorhome van GHC. Ook kwam Mat, steevast als trouw bezoeker langs bij het maandelijkse [vrijdag] sportcafé. Fijne tijden met elkaar mee gemaakt.
Geweldige keeper en een fijne kerel.